5.9

86 11 1
                                    

En ik zou het niet met zekerheid kunnen zeggen, maar volgens mij viel ik toen flauw."
"Het is in elk geval zo dat er daar een gat in mijn geheugen zit, want het volgende dat ik me herinner was heel anders.
Ik lag nog steeds plat op het dek en ik heb eigenlijk geen idee waarom, maar de bijl die ik had afgepakt van de man ad ik nog steeds in mijn linkerhand. Mijn arm was verbonden en we bewogen weer. Het gevecht bleek al lang en breed voorbij te zijn.
Lydia zat maast me op het dek en glimlachte toen ze zag dat ik wakker was. 'Je moet echt nog wat meer trainen voordat je man tot man gevechten aan gaat, hoor,' zei ze.
'Man tot vrouw,' verbeterde ik en ik duwde mezelf overeind.
'Je moet even blijven liggen,' zei Lydia, en ik merkte al snel dat ze gelijk had.
'Ja.' Ik viel terug op het dek. 'Ik ben de confrontatie trouwens niet zelf aan gegaan.'
De jaagster maakte een on-damesachtig geluid. 'Mijn stand punt staat. Waarom riep je niet? Ik had niet door dat je werd aangevallen, anders had ik eerder kunnen ingrijpen.'
Ik herinnerde me de pijl die de man gedood had, voordat we samen het water in vielen. 'Nog bedankt. Je redde mijn leven.'
Het was raar om dat te zeggen. Ik had nooit gedacht dat zoiets nodig zou zijn. Het duizelde me, en niet alleen omdat ik was flauw gevallen, maar omdat de hectiek van deze wereld me voor de zoveelste keer overviel.
De Reiger gleed onder me over het water toen de roeiers van de Istfana in beweging kwamen en ik duwde mezelf weer overeind.
Ik praatte nog wat met Lydia terwijl we naar het strand voeren en de andere Reigers kwamen even kijken. Ik betwijfelde of ze allemaal waren langs gekomen als ik een strijder was geweest. Van zichzelf verwachten ze dat ze gewond raken, maar ik was niet één van hen, niet op die manier.

Eenmaal op het strand kwamen Selethens mannen vrij vlug aanboord van de Istfana. Hal overzag de volksverhuizing en zei de mannen dat ze zich zouden moeten verstoppen zodra ze dicht n de buurt kwamen van Tabork, en dat ze dus beter nog even van de frisse licht konden genieten.
Op het strand zelf ha hij nog een woordwisselling met de wakir, Stig en Gilan. Het bleek dat Selethen de aanval over het land zo leiden, kreeg ik te horen. Gilan kreeg van hem twee grote pakken met vuur pijlen cadeau.
Altijd leuk onder de kerstboom. Hebben ze kerst in Skandia?
We zouden de volgende dag pas terug zijn in Tabork, dus begonnen we aan het regelen van de overnachting. Ik hielp Edvin zoals gewoonlijk met een maaltijd.
Hal kwam maar me toe, hij was als enige nog niet langs geweest. 'Gaat het?' vroeg hij met een knikje naar mijn arm.
Ik lachte ontspannen naar hem. 'Tuurlijk. Jullie hebben zelf wel erger meegemaakt, toch? En Edvin hier heeft me goed verzorgd.'
Hal knikte en keek ernstig. 'Kunnen we even praten?'
De ernst in zijn stem deed me denken aan Brinn. Hij klonk ook zoals hij het over natuurkunde had. Of misschien was het wiskunde, kan ook. Of misschien allebei.
Ik stond op en we liepen naar de verschansing, terwijl Edvin ons na keek. Ook Jesper zag ik nieuwsgierig kijken.
'Isis,' begon Hal, 'jij bent geen vechter.'
Ergens was ik het niet met hem eens. Ik heb vaak gevochten, alleen niet fysiek. Eerder mentaal, desondanks ik het altijd zoveel mogelijk gemeden had. 'Ja,' zei ik toch maar. Dat moedigde hem aan om verder te gaan.
'Misschien moet je niet meegaan. Je kan mee met Selethen, over land, en veilig buiten de stad wachten totdat het gevecht voorbij is.'
Met stomheid verlagen keek ik hem aan. Even probeerde ik te peilen of het iets was dat hij me vroeg, of dat hij het me zei als skirl. Ik gaf het snel op, want ik kwam er niet uit.
Ik was me er van bewust dat Amara "ja" zou zeggen, en dat ik nog steeds de neiging had dat te doen en daarmee het probleem uit de weg te gaan, maar i kon het niet. Niet meer. En, nog belangrijker, ik wilde het ook niet.
'Hal, jullie namen me mee na mijn val. Ik vertelde jullie van mijn wereld, en jullie lieten me blijven. Iedereen aan boord dit schip is goed voor mij, ook al is er naast mijn zeilervaringen niet veel dat ik er tegenover kan zetten.' Ik stopte even met praten en fronste, bedenkend hoe ik mezelf nader kon verklaren. 'Ik kan iet weglopen als het moeilijk wordt,' zei ik toen. 'Ik heb na wat jullie voor mij doen het recht niet om opzij te stappen als dat mij uitkomt. Dat wil ik ook niet.'
Ik keek naar het strand, waar Selethen zijn mannen aan het organiseren was. 'Ik weet wat ik wel en niet kan,' zei ik zonder Ha aan te kijken. 'En als je bang bent dat ik jullie voor de voeten ga lopen, dan ja, ik zal niet mee gaan. Maar als dat niet geval is, vraag me dan niet om achter te blijven.'
Ik draaide mijn hoofd om hem weer aan te kijken. 'En daarnaast,' zei ik rustig, 'ik ben niet bang.'
In jet moment dat ik terug liep naar Edvin, wist ik vrij zeker dat Hal nog wat terug had willen zeggen, maar ik liep door. Mijn arm klopte van de pijn, maar ik weigerde dat me te laten tegen houden."

Zuster van de BroederbandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu