4.14

113 10 3
                                        

Langzaam en met van de pijn vertrokken gezichten zette we de moeizame tocht naar de haven voort."
"Onderweg hadden we nog een rust pauze. We waren net weer op weg toen Thorn en Stig pardoes halt hielden.
Verbaasd keek ik langs hen heen, en ik versteef.
Twaalf gewapende bewakers vormde, onder aanvoering van een vent met een groene tulband, een verdedigingslinie. Met getrokken zwaarden blokkeerden ze de weg naar de haven.

~*†*~

2019

"Dus op dit moment moet ik geloven dat jij iemand vermoord hebt en daarna vrolijk weer verder ging?"
"Ik ging niet vrolijk verder."
Nuffig kijkt de dokter me aan.
"Oké, nu ben ik er klaar mee," besluit dokter Elia boos.  "Al deze sessies, de hele tijd, ging het erom dat we jouw willen leren kennen. Isis. Niet Amara, maar Isis. Wat is er gebeurd en hoe heeft dat jou veranderd. Maar je moet aanvaarden dat het gewoon niet echt is. Je bent slim genoeg om dat in te zien. Deze droom, ik ben bereid om je te helpen met verdriet, met afscheid, maar móórd? Het is een denkbeeldige moord die jou maakte tot Isis?"
"Nee." Het verrast me dat ik dat zo kalm zeg.
"Ik nam de naar Isis aan toen ik afscheid mag van deze wereld. Toen ik besloot dat ik niet zou blijven hopen op terugkeer. En dat zou ik weer doen. Maar als ik nu Amara wordt, dan verlies ik de andere Reigers. Dat gebeurde niet toen ik Isis werd omdat zij mij geloofden. Zij geloofden ik deze wereld. Waarom kunnen jullie niet gewoon hetzelfde doen?"
"Omdat deze wereld echt is en het hier niet zo gaat zoals jij dat bedenkt."
"Hij is echt. Als je droom lijkt dat de werkelijkheid maar als je wakker wordt besef je dat het een droom was omdat er geen geuren waren, niet voldoende zich, geen emotie en geen pijn. Bij mij was dat er allemaal wel. En kom niet aan met het verhaaltje dat mijn coma zo diep was dat het er wel was, want dat is niet zo."
Elia wendt gefrustreed haar blik af.
"Maar jij bent de enige die dat gelooft. En je kunt het niet bewijzen!"
Ik vlieg overeind en sprong over de salontafel heen, grijp haar potlood uit haar hand en werp hem tegen de houten muur, waar hij trillend in blijft steken.
Ik wijs ernaar.
"Mensen leren niet dromen!" roep ik. Ik laat me weer terug vallen in de bank.
"Zou je op z'n minst kunnen overwegen dat dat wel zo is?" vraagt Elia stijfjes.
"Ik kon ze horen, dokter. Ik kan horen hoe Elza en Pascal en Brinn teen mijn praatte. Ik hoorde opa Bade en tante Tippi. Ik hoorde hen allemaal. Maar als ik hen hoorde, dan was die hele wereld er nog. Alles bestond nog. Iedereen was er. Ik weet he verschil tussen werkelijkheid en fantasie. Ik leef nog elke dag met de dood van die man omdat ik weet at het echt was. Ik had het nooit kunnen doen in een droom.  En natuurlijk heb ik getwijfelt en overwogen dat het niet waar was, maar elke keer kom ik op hetzelfde uit: dat was het wel."

~*†*~

Hoofdstuk 52

"'Tjongejonge, kijk nou toch!' zei Thorn met een gek stemmetje. 'Wat moeten we dáár nou weer mee? Twaalf grote, harige bewakers, en Mahmel met zijn mooie groene hoedje."
Ik beefde van angst en dacht aan wat ik tegen Ulf of Wulf had gezegt over Thorn die voor drie telt en Stig voor twee.
Hal vroeg zachtjes iets in het Skandisch, waardoor ik hem niet begreep. Thorn en Ingvar antwoordden op diezelfde manier. Jesper bemoeide zich ook met de discussie en ze lelen het eindelijk eens te zijn toen er uit het steegje naast de dooryeh een grommend, schuimbekkend zwart-wit gevaarte tevoorschijn kwam.
Met en schok besefte ik me t het Kloef was. Ze knalde als een stormram aan de linkerkant tegen de rij krijgers aan, waardoor er meteen twee man omvielen. Zij tuimelden op hun beurt weer tegen de derde man op.
Hoewel mijn handen nog steeds trillden kon ik één geachte niet onderdrukken: 'En dat noemen wij het domimo-dee effect.'
De derde man wankelde en draaide zich half om, waardoor hij oog in oog kwam te staan met een angstaanjagende verschijning: een woedende Kloef.
Hij schreeuwde hij uit toen Kloefs kaken zich in de arm klemden waarmee hij zijn zwaard vast hield. De hond liet hem meteen weer los en stortte zich op de volgende man in de rij. Die sloeg op de vlucht met Kloef blaffend achter zich aan.
Instinctief begreep ik dat we Kloef niet kwijt konden raken om haar vervolgens niet meer terug te kunnen vinden dus riep ik: 'Kloef! Thuis!'
Het was een makkelijk bevel. De hond stond stil, gromde de man nog na en sprintte toen ineens naar mij toe.
'Eropaf, jongens!' riep Thorn.
Vier Reigers stormden in gesloten formatie op de vijand af.
Ik keek bewust de andere kant op en controleerde nog een keer hoe het met de Araluenen ging. Ophelia, en de twee andere gewonde mannen waren weer aan zitten, de rest stond nog.
'Iedereen verder oké?' informeerde ik voor de zekerheid.
Ze waren nog net zo slecht als eerder, dus het was een zinloze vraag.
Een paar minuten vol met geweld gingen voorbij, totdat de meeste van de dooryeh uitgeschakeld waren. Pas toen ik zeker wist dat ze klaar waren draaide ik me weer om.
Geen van de Reigers had ook maar een schrammetje opgelopen.
'Zullen we verder gaan?' stelde Thorn voor, en de resterende dooryeh begonnen achteruit te lopen.
Om aan de allerlaatste twijfels een einde te maken verscheen juist op dat moment Kloef weer op het toneel. Ze den derde blaffend en grommend tussen de Reigers door.
Dat was het laatste zetje dat ze nodig hadden. De overgebleven dooryeh draaiden zich om en sloegen op de vlucht. Kloef stormde nog achter en aan, maar iedereen ging een andere kant op.
'Kloef! Hier, meisje! Goed gedaan! Kom hier!' riep Hal. Ze draaide zich om en kwam gehoorzaam naar Hal toe gedraafd. Haar staart zwiepte nog heftig heen en weer en diep van binnen gromde en bromde ze nog flink na. Ze plofte neer, kwam naast hem zitten en keek verwachtingsvol omhoog.
'Bij de tranen van Ergon,' zei Walton, 'wat ben ik blij dat jullie aan onze kant staan.'
Ik bedacht me dat dat vaker was gezegd, toen ik me realiseerde dat er iets niet klopte. Ik kauwde op de binnenkant van mijn lip en keek naar die Mahmel, die bovenop twee andere ma men lag. Beiden zaten onder het bloed en ik onderdrukte de neiging om te kokhalzen.
'Wat moeten we met die gasten?' vroeg Jesper, wijzend op de mannen die weg probeerde te kruipen.
Hal schudde vermoeid zijn hoofd.
'Laat ze maar gaan,' zei hij. 'We hebben ze verder niet nodig.'
'Ik kan me niet herinneren dat ik hem in het gevecht hem gezien,' zei Stig nieuwsgierig en hij boog zich over het lichaam van Mahmel. 'Wie heeft er met hem afgerekend?'
'Ik weet het niet precies,' zei Jesper. 'Het werd op het laatst een beetje onoverzichtelijk.'
'Klopt,' zei Stig. 'Bij de stinkende adem van Gorlog, hebben jullie ooit zoiets gezien? Zoals Kloef hen besprong? Brave hond, Kloef. Hele brave hond!'
Ik staarde nog steeds naar Mahmel toen Hal tegen de Araluenen zei: 'Nou, jullie hebben mooi even de kans gehad om uit te rusten. Laten we maar gauw naar het schip gaan.'
Iedereen kwam weer in beweging. Ik liep achter hen aan, maar het at me niet lekken.
'Kloef,' zei ik de hond kwam naar me toe gelopen. Ik bleef een beetje achter terwijl de voetstappen langzaam wegstierven.
Ik moest achter hen aan, dat wist ik, maar ik wist niet waarom ik dat niet deed.
Hier ging ergens iets verkeerd, in dit stuk van het boek. Wat was het? Wat was ik vergeten?
Ik schudde mijn hoofd en wilde weglopen, toen er iets bewoog. Het was Mahmel, die overeind kwam.
Hij had niet eens aan het gevecht mee gedaan, besefte ik.
'Kloef,' zei k zo beheerst mogelijk. Mahmel draaide met een ruk zijn hoofd om en keek me aan.
'Waak,' zei ik.
Kloef stapte naar voren en stelde zich tussen mij en Mahmel op. Ze gromde dreigend met haar ogen plat in haar nek.
Mahmel keek van Kloef naar mij, alsof hij niet kon beslissen wat hij moet doen. Toen sprong hij op en rende een steeg in.
Opgelucht liet ik mij adem ontsnappen. Ik had niet eens door gehad dat ik hem had in gehouden.
'Kom op, Kloef,' zei ui en ik rende achter de Reigers aan. 'Kom!'
Ik ging zo hard ik kon en het duurde niet heel lang voordat ik de groep weer tegen kwam.
'Hal!'
De skirl, die nog altijd de achterhoede vormde met Jesper, keek stomverbaasd om.
'Amara? Je moest in het midden blijven!'
'Mahmel,' zei ik direct. 'Hij is nog wakker, er is niets mis met hem. Hij kan nog proberen ons tegen te houden.'
Hal keek bedenkelijk.
'Zoiets met die strijders zal hij niet snel meer doen,' beredeneerde hij. 'Bovendien kunnen we er niets aan doen. We moeten door en we gaan al zo snel we kunnen.'
Ik knikte.
'Weet ik.'
Maar ik vond het niet leuk.

'Help even! We hebben gewonden bij ons!' riep Hal zodra we het steegje uit kwamen bij de haven.
Stefan, Edvin en Gilan sprongen onmiddellijk van het schip op de steiger om hun diensten aan te bieden.
'Wie is er gewond?' vroeg Edvin bezorgd.
'Ophelia, Silas en Ambrose,' vertelde ik hem. 'Wij hebben niets.'
Edvin ontspande zichtbaar en bekommerde zich om Ophelia.
Iedereen ging aanboord en de gewonden werden gedragen.
'We vertrekken op het bakboordzeil, en als we het eerste deel van het doorgangskanaal bereiken stappen we over op stuurboord,' zei Hal. 'Als de wind niet veranderd kunnen we dan verder één koers aanhouden.'
Stig en ik knikten.
'Ja, dat klinkt logisch.'
'En ik wil trouwens niet dat er iemand gaat roeien,' ging Hal verder. 'Ingvar en jou heb ik nodig a meter de Morzel als we langs die katapulten van het havenfort varen. En Gilan en Lydia moeten ook beschikbaar zijn.'
De jonge skirl gebaarde het meisje en de Grijze Jager dat ze erbij moeten komen.
'Als we door die nauwe doorgang tegenover het fort varen, zijn we net een schietschijf voor die katapulten. Jullie moeten daar schieten op alles dat geweegt. Haal de bewakers neer. Maak ze maar zenuwachtig. Zenuwachtige mensen mikken namelijk niet goed.'
Ze knikten. Lydia en Gilan begin en zich klaar te maken en Hal gebaarde met zijn vlakke hand naar de Araluenen.
'Blijven liggen jullie,' zei hij. 'Dan zien ze jullie niet en dan zin jullie wat veiliger. En Amara...'
'Ik ga hen wel gezelschap houden.'
'Ja. En hou Kloef bij je. Ze lijkt beter naar jou te luisteren dan naar mij.'
Ik knikte weer eens.
'Kloef, thuis,' zei ik en ik ging bij Ophelia op het dek liggen. De Aralueense vrouw keek een beetje onzeker naar de hond toen die op mij af kwam draven.
'Ze is normaal gesproken heel lief, hoor,' zei ik rustig, 'Neer, meisje.'
Kloef liet zich op haar buik ploffen en keek met haar tong uit haar bek nieuwsgierig naar Ophelia.
'Aai haar maar,' zei ik. Ik volgde mijn eigen advies op.
Ik voelde hoe we van de steiger werden af geduwd.
Kloef wapen kalmeerde me meestal maar ik was zo nerveus dat het niet echt hielp.
We waren nog niet weg. We waren nog niet klaar.
De Reiger snelde bij de steiger vandaan en het bakboordzeil stond bijna helemaal dwars op het schip om de aflandige wind ze goed mogelijk te kunnen vangen. Het water grijnsde langs de boeg en golfde langs de romp terwijl het schip steeds meer aan snelheid won.
'Jesper, naar de boeg, op de uitkijk,' zei Hal rustig. 'Let vooral op of je Tursgud en zijn Nachtwolf ziet.'
'Denk je dat hij gaat pro neren ons tegen te houden?' Verbazing klonk door in Jespers stem.
'O, ja, als hij ons ziet zal hij proberen ons tot zinken te brengen,' zei Hal zonder een spoor ban twijfel in zijn stem.
Ik vond het onbegrijpelijk. Ik kon simpelweg met mijn hoofd niet bij dat je een ander pijn zou willen doen, laat staan doden.
Maar je hebt zelf gedood, dacht ik.
Ik wilde het niet. Ik wilde hem niet pijn doen, ik wilde hem niet...
Ik wilde alleen iemand redden. Ik kon Collin niet helpen. Ik kon Rhyddian niet helpen. Ik kon oma Mieke niet helpen. Maar Thorn wel. Dat was toch goed? Wat ik gedaan had, dat was toch juist? Of was het fout, met de juiste intensie? Mensen doen de slechte dingen voor de beste redenen. Dat maakt de daden niet rechtvaardig.
Hoeveel levens in één leven waard?"

Zuster van de BroederbandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu