5.2

112 11 2
                                    

'Wat? Mijn tante Tippi weigerde een familielid van haar op de aardbol te laten rondlopen zonder dat die wist hoe ze een paard moet berijden.'"

"Crowley, Gilan en ik ontvingen de Reigers, die even gefascineerd naar mij keken als naar het interieur van kasteel Araluen.
Dat was misschien een beetje mijn eigen schuld. Zodra ik binnen stapte had ik het gevoel gehad dat ik tante Tippi's woning binnen kwam, en zij was altijd van mening dat ik niet fatsoenlijk genoeg gekleed was. Dus had ik me on gekleed in de vertrekken die mij waren toe gewezen. (het waren er meerderen).
Toen Collin en ik weggingen met de Valk, was het de bedoeling geweest dat we een paar dagen zouden weg blijven. Daarom had ik ook een jurk ingepakt, voor als we uit eten gingen. Naast paardrijden had mijn tante Tippi me ook geleerd om me op de gelegenheid te kleden.
De jurk was smal en lang, tot net boven de grond, en had ook lange mouwen. Hij sloot nauw af bij mijn hals. Hij was crème wit en gemaakt van een fijne, zachte en dunne stof. Hij was opgedeeld in twee delen. Bij zowel het bovenste als het onderste deel, vanaf mijn middel, liepen groene vegen die van donker naar licht liepen van boven naar beneden.
Ze deden me in de winkel al denken aan groene zonnestralen, toen de verkoopster me vertelde dat die kleur mooi bij mijn groene ogen paste.
Vanaf mijn middel was hij ook een beetje geplooid zodat hij smal bleef, maar je er toch fatsoenlijk in kon lopen.
De enige voet bekleding die ik nog had waren mijn nieuwe Aralueense hertenleren laarzen die Lydia en ik in Determolen hadden gekocht, samen met andere kleren en een Saksisch mes, die de Jagers ook droegen en waar ik dan ook mrt hulp van Gilan aan was gekomen, inclusief riem en schede, ook van leer.
Aanboord van de Reiger drukten ze me herhaaldelijk op het hart dat ik deze altijd bij me moest dragen, dus dat deed ik.
De enige reden waarom mij on jurk hier niet gepast zou zijn, was omdat hij een ronde en laag uitgesneeden rug had.
Daarom had ik ook de donkerbruine mantel die ik van Ophelia had gekregen omgeslagen.
Al met al vond ik het ook qua kleur helemaal geen slecht combinatie. Het was praktisch, netjes en je kon erin dansen.
Ik heb nooit begrepen waarom tante Tippi dat laatste zo belangrijk vond, want ik kon helemaal niet dansen.
'Nogmaals welkom,' zei Heer Anton terwijl hij over de marmeren vloer naar ons toe kwam. De bediendes kwamen in keurige formatie en op gepaste afstand achter hem aan.
'De koning is klaar om jou' - hij knikte naar Hal - 'en je belangrijkste gezellen te ontvangen. De bediendes zullen de overige mannen naar hun kamers begeleiden.'
'En de jongedames,' zei Hal met een licht knikje in de richting van Lydia en ik.
'En de jongedames, natuurlijk. Zij krijgen uiteraard een eigen kamer.'
De kamerheer besloot Bo wat te regelen voor Ingvar omdat hij langer was dan verwacht en aarzelde toen even.
'Thorn, Stig, Ama... Isis, jullie gaan met mij mee,' zei Hal.
'Ikke?' vroeg ik promt. Ik was nu niet echt een van zijn belangrijkste gezellen.
'Ja, en neem je etiquette mee.'
De kamerheer ging de bediendes en de bemanningsleden van de Reiger voor naar een wenteltrap aan de oostzijde van de zaal.
'Die zie ik binnenkort wel weer terug, neem ik aan?' vroeg Hal Crowley.
Hij knikte geruststellend.
Ja hoor, Heer Anton is al zeker een week geen gasten meer kwijtgeraakt.'
Zijn pretoogjes glinsterden en ik kon mijn lach niet onderdrukken.
'Zullen we?'
Met z'n zessen maakten we een hele tocht door het kasteel, trapje op trapje af, totdat Crowley uiteindelijk stopte bij een deur.
Crowley gebaarde dat we naar binnen moesten gaan en kwam zelf achter ons aan.
'Heer,' zei hij, 'ik stel u voor aan Hal Mikkelsen, Stig Olafson, Thorn...' Hij aarzelde en vroeg Thorn fluisterend: 'Wat was jouw achter naam ook alweer?'
Thorn grijnsde van oor tot oor.
'Haakmans,' antwoordde hij.
Mijn mondhoeken krulden omhoog.
'Thorn de Machtige,' zei Crowley.
Thorn schudde misprijzend zijn hoofd.
'Ik heet toch liever Haakmans,' mompelde hij. 'Dat klinkt tenminste niet zo pretentieus.'
Crowley ging verder zond acht op Thorn te slaan.
'En Isis.... wat is jouw achternaam?'
'Dit is jonkvrouw Amara Isis van Adalaine,' sprak Thorn.
'Jonkvrouw Amara Isis van Adalaine,' herhaalde Crowley. 'Heren, vrouwe, Zijne Majesteit Koning Duncan van Araluen.'
Koning Duncan stond op van achter de tafel waar hij is een stapel papieren had zitten lezen.
De drie Skandiers en ik deden alle vier een paar stappen naar voren en stopten een paar meter voor de tafel waar de koning achter had gezeten.
'Gegroet heren, vrouwe,' zei hij met een diepe volle stem. 'Het is me een genoegen weer een aantal van onze bondgenoten te leren kennen.'
De drie leken geen van allen een idee te hebben van wat ze nu moesten doen.
Precies zoals mijn tante Tippi me het zo vaak op het hart had gedrukt maakte ik een kniebuiginkje, gleed ik naar voren, met mijn rechterhand met de rug naar boven naar hem uitgestoken.
'Het genoegen ligt bij ons, Majesteit. Aangenaam kennis met u te maken,' zei ik beheerst terwijl de koning automatisch mijn hand te pakte en er zacht een kus op drukte, zoals dat hoorde.
'Ingelijks, vrouwe Amara,' zei hij. Hij klonk aangenaam verrast.
'Isis, als het u blieft,' verbeterde ik hem vriendelijk.
Hij glimlachte terug.
'Vrouwe Isis.'
'Mag ik zo vrij zijn om u te complimenteren met de fenomenale architectuur van uw kasteel Araluen?' vroeg ik hem. 'Het is werkelijk... idyllisch.'
Gecharmeerd lachte de koning.
'Dank u, vrouwe, maar ik ben enkel de man die hier mag wonen. Het volk heeft het gebouwd.'
'Het volk bouwt geen idyllisch kasteel voor een vorst die zij niet waardig vinden.'
Ik gleed een paar passen terug, achter Hal, als teken dat het gesprek met hem voortgezet achtte te worden.
'Ik heb me laten vertellen dat jullie ons koninkrijk een grote dienst hebben bewezen door twaalf van onze onderdanen uit de handen van slavenhandelaren in Socorro te bevrijden,' ging de koning verder, en hij keek nadrukkelijk naar Hal.
De jonge skirl schuifelde onzeker met zijn voeten.
'Ik heb he niet alleen gedaan, koning Duncan,' zei hij. 'Stig en Thorn wisten de cipiers van de gevangenis uit te schakelen.'
'Dat geloof ik onmiddellijk,' antwoordde de koning met een vaag lachje om zijn mond.
Ik hoefde Thorn niet te zien om te weten dat hij het lachje beantwoordde met een flinke grijns.
'Uw Gilan heeft trouwens ook flink geholpen, koning,' zei hij zonder een greintje ontzag.
Duncan keek naar Gilan, die bewegingloos voor zich uit bleef kijken.
'Ja, die kun je er goed bij hebben. Ik heb jullie oberjarl Erak diverse keren ontmoet,' zei hij tegen Thorn. 'Jij doet me aan hem denken.'
Thorn haalde zijn schouders op.
'Tja, ik heb ook geruime tijd deel van zijn bemanning uitgemaakt, en ik was toen zijn rechterhand.'
'En waarom ben je dat nu dan niet meer?'
'Omdat hij mijn rechterhand eraf heeft gehakt,' zei Thorn, overduidelijk dik tevreden dat de koning in zijn opzetje was getrapt.
Crowley en Gilan schoten allebei in de lach.
Ik probeerde tante Tippi trots te houden en lachte in mijn hand, net doende alsof ik nieste.
Duncan hield zijn hoofd scheef en Thorn een tijdje uitdrukkingloos aan.
'Thorn, gedraag je je een beetje?' waarschuwde Hal.
Thorn keek hem met grote, onschuldige ogen aan.
'Een grapje, Hal,' zei hij. 'Ik denk dat de koning best tegen een grapje kan.'
Er brak een glimlach op Duncans gezicht door.
'Als ik dat net zou kunnen had ik geen koning moeten worden,' zei hij.
'Helemaal niet met van die Grijze Jagers in de buurt, als ik zo vrij mag zijn, Majesteit?' vroeg ik hem retorisch.
'Precies, vrouwe,' antwoordde de koning en hij gebaarde naar een laag tafeltje bij de open haard, waar zeven gemakkelijk ogende fauteuils omheen stonden.
'Laten we gaan zitten, dan kunnen we ter zaken komen.'"

~*†*~

2019

"Lang verhaal kort, je hebt nog iets onthouden van wat ik je verteld heb?"
"Ja, tante," antwoord ik braaf.
Tante Tippi zuchtte. Ze bleef heel erg recht op in jaar stoel zitten.
"Ik weet niet waarom ik verwachtte dat je naar dokter Elia zou luisteren," vraagt ze meer aan zichzelf dan aan mij.
"Ik ook niet, tante."
De sessies met de geweldige psychiater van tante Tippi zijn eindelijk voorbij, beide hebben zich overgegeven aan mijn koppigheid. Het is een opluchting, naar dat zal ik tegenover tante Tippi nooit tonen. Ze wilt mijn gevoelens niet zien, alleen de hare. Mijn mening niet horen, alleen de hare.
Het maakt ook niet uit.
Ik zie hoe ze zich voorbereid op het geven van een lectuur. Ik weet inmiddels wel hoe ik naar haar ellende lange verhalen kan luisteren zonder ze te horen.
"Loop je mee?" vraagt Pascal achter me. Ik heb hem binnen zien komen. Zijn schaduw op de grond voor het raam was niet he missen.
"Graag, Pascal," zei ik.
Ik sta op, excuseer me tegenover tante Tippi en loop met Pascal de kamer uit.
"Dank je," fluister ik tegen zijn redder.
"Geen dank," fluisterde hij terug. "Haar lecturen kunnen uren duren, dat kan ik mijn kleine zusje niet aan doen."
We lopen naar buiten, naar de wit gesneeuwde bekend straat waar ik sinds mijn achtste gewoond heb. Ik kijk naar het huis dat ooit van opa Bade en oma Mieke is geweest.
Mijn ogen glijden door de staart heen. Ineens moet ik denken aan Hansel. Ik heb hem al jaren niet meer gezien. Ik vraag me af of hij zijn garage nog heeft.
"Zeg Cal, heb jij zin om een oude vriend van mij te ontmoeten?"
Ik loop de straat uit, met mijn zeven jaar oudere broer achter me aan.
"Wat, nu? Wie?" vraagt hij verbaasd.
"Ja, nu."
Vastberaden loop ik verder, naar de garage van Hansel. Ik blijf zo promt stil staan dat Pascal nog een paar passen verder loop voordat hij achter om kijkt.
"Wat is het?"
Ademloos geef ik antwoord.
"Zijn Alfa Romeo Spider is weg," antwoord ik. Ik ren de garage in.
"Hansel!?" roep ik. "Ben je hier?"
Pascal komt achter mij binnen lopen.
"Misschien is je vriend hier gewoon niet meer," zegt hij. "Het is meer dan drie jaar geleden."
Ik kijk om me heen en wijs naar de werkbank.
"Zie je die pet? Daar op de bureau lamp? Dat was de pet die hij kocht bij zijn eerste concert van de Red Hot Chilli Peppers, de enige band waar hij wat aan vindt. Verder houdt hij alleen maar van kamermuziek. Die pet zou Hansel nooit achterlaten."
"Oké."
Pascal en ik lopen door de kleine garage. Ik pak mijn oude overal van het haakje bij de deur. Hij is oud.
Hansel raakt niet per se gehecht aan dingen, hij ooit het gewoon niet weg. Dat vindt hij zonde. Hij is altijd van mening dat er nog leuke herinneringen aan zitten.
"Misschien is hij gaan rijden?" oppert Pascal. "Ik bedoel, Alfa Romeo is toch een auto?"
Ik begrijp dat ik Pascal nooit kan laten inzien dat die Spider niet alleen maar een auto is maar Hansels levensproject, dus knikt ik gewoon van ja.
"Wat heb je daar eigenlijk?" vraagt Pascal aan mij, kijkend naar de overal.
"Mijn die overal," vertel ik hem. "Hansel heeft hem heel vaak gerepareerd met zowel naald en draad als gewoon ductape, vandaar dat hij ehhh..... nog net niet uit elkaar valt."
Pascal lopen naar me toe.
"Jouw overal? Waarom van jou? Hoe ken je deze man?"
Ik lach.
"Lang verhaal, maar ik werkte hier. Of eigenlijk, ik kwam hier voor mijn lol en voor mijn vriend, die mij leerde wat ik wilde weten over auto's en me aan de zijne liet knutselen. En eens in de maand gaf hij me daar een zakcentje voor omdat hij me zo aardig vind."
"O. Dus je deed zwart werken voor deze Hansel?"
Het is meer een constatering dan een vraag, dus geef ik geen antwoord.
"Wat moet dat?" bulderd iemand ineens vanuit de deuropening.
"Hansel!" roep ik blij uit, en ik vlieg mijn oude en totaal verbijsterde vriend om de hals.

Zuster van de BroederbandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu