4.4

131 13 2
                                        

Niet lang daarna voeren we het strand op."
"De kleren die ik aan had toe ik wakker werd hadden ze me gegeven omdat de rest allemaal nat was. Maar inmiddels was dat allang opgedroogd en had ik de andere kleren al terug gegeven aan Lydia.
Ik vond het niet vreemd dat de mensen me vanaf de kant raar aan keken.
Ik droeg immers een spijkerbroek uit de 21e eeuw van een ander universum, een warm vest van nep-bond, een T-shirt en een rugzak die over mijn schouder hing.
Ik bleef aan boord staan, ook nadat Stefan een zandanker op het stand aan de grond had bevestigd. En ook nadat Hal als leider van de Broerderband als eerst van boord was gegaan en daarna gevolgd was door de rest van de bemanning.
Ik keek toe hoe ze in een halve cirkel achter Hal gingen staan en zo wachtten op de andere Skandiërs uit de hutten. Ze waren met z'n drieën. De leider was een klein, wat gebogen man met knalrood haar en een al even rode baard.
Hij liep op Hal af en glimlachte.
'Welkom in Schildhaven,' zei hij, en stak hand uit. Hal legde zijn hand in de uitgestoken hand van de man met het rode haar.
'Ik ben Jurgen Halfvoet, de skirl van de Wolfsspeer,' hoorde ik hem zeggen.
'Hal Mikkelson,' antwoordde Hal. 'Dit is de Reiger. Wij komen jullie aflossen als dienstschip.'
De glimlach van Jurgen werd meteen nog een stuk breder.
Ik luisterde verder niet echt naar hun conversatie. De Reigers kwam hier als dienstschip, dat wist ik al. In grote lijnen: ze waren in Araluen om langs de kust te patrouilleren, piraten en stranddieven op te pakken... Dat soort dingen.
Kloef kwam maast me zitten en zonder de moeite de moeten doen om door mijn benen te zakken ofzo aaide ik haar over haar kop. Kloef was root en ik ben gewoon klein, dus ik kon jaar gemakkelijk achter haar oren kroelen.
Ik lette pas weer op wat er gezegd werd toen Jurgen begon over Hal voorstellen aan de belangrijke mensen en Hal zei: 'Thorn, jij gaat met mij mee. Stig, jij hebt de leiding over de organisatie in de hut. Zorg ervoor dat Lydia een gescheiden stuk krijgt.' Hier wachtte Hal even. 'En Amara ook,' zei hij toen.
'Ik kan andere ook best aan boord slapen,' zei Lydia.
Hal haalde zijn schouders op.
'Wie weet. Maar als we in die hut een stuk voor jou en Amara kunnen regelen is dat veel comfortabeler. Bovendien -Hal keek even naar mij- heeft Amara weinig tot niet geslapen de afgelopen nachten en ik denk dat dat is omdat ze niet gewend is om op een schip te slapen. Zij heeft een goede nachtrust nodig en we kunnen vast wel een gescheiden stuk voor jullie tweeën regelen.'
Na deze woorden liep Hal weg met de anderen.
Stig begon van alles te regelen voor in de hutten. Lydia en ik kregen een gescheiden stuk van de rest omdat er in één van de hutten aparte kamers waren.

Nadat Hal terug was voeren we uit. We voeren de zee op en Jurgen wees Hal en zijn bemanning op de orientatiepunten, zandbanken, geulen en ondieptes in de zee. Ik stond erbij en keek ernaar. We verkenden de zee tot zeker tien kilometer ten zuiden en ten noorden van de baai, zodat de Reigers alvast een beetje gevoel voor de omgeving ontwikkelde. Jurgen wees plekken aan waar de golven door onderzeese riffen hoger waren en waar de zee zo ondiep was dat een argeloze navigator met zijn schip om vastlopen of lek stoten.
Hij wees ons ook op de herkenningspunten op het land en vertelde onder welke namen die bekendstonden.
Jurgen raakte op zijn beurt zeer onder de indruk van de prestaties van de Reiger tegen de wind in en de snelheid waarmee we het schip van het ene rak naar het volgende overstag konden laten gaan. Of, nouja, we? Ik deed daar niet veel voor.
Hij had ook grote belangstelling voor de kiel die er blijkbaar voor zorgde dat het schip nauwelijks nog verlijderde. Zoals alle skirls voor hem ook hadden gedaan keek hij wel degelijk toen Hal hem niet zien dat die kiel door een gat in de bodem op zijn plaats was bevestigd.
We voeren een stuk vlak langs een lang stuk strand en daar lieten we hem zien hoe de Morzel werkte. Dat was een enorme kruisboog die Hal op de boeg had bevestigd en waarmee hij pijlen van ongeveer een meter kon afschieten.
Hal ging er dit keer zelf achter zitten. Hij wil de indruk op de skirl van de Wolfsspeer maken en Stig en Lydia, dit ook in staat wilden zijn om met de Morzel te schieten, hadden nog te weinig geoefend om de kracht en nauwkeurigheid van het wapen goed te kunnen aantonen.
Jurgen keek ademloos toe hoe hij een aantal doelwitten kapot schoot. Bij wijze van experiment voor de Hal tenslotte ook nog één van de nieuwe pijlen met de aardewerken cilinder af op een rotsblok aan het einde van het strand het resultaat was net zo spectaculair als hij gehoopt had. Allemaal hielden we onze paden in toen we zagen hoe de cilinder uiteenspatte en een regen van scherven en steentjes verspreidde. De struik naast de rots begaf het onder het geweld en er stoof rond de rots aan alle kanten zand op.
Hal bood Jurgen voor de weg terug naar Schildhaven de helmstok aan. De andere skirl had daar natuurlijk een vaste hand voor maar hij raakte toch onder de indruk van de snelle reacties van de Reiger op zelfs de kleinste beweging van de helmstok en van de snelheid die het schip aan de wind bereikte. Hij zag ook hoe behendigd en nauwkeurig de bemanning de zeilen behandelen: het strijken van het ene en het hijsen van het andere cel gebeurde bij het overstag gaan zonder enige hapering en daarna schoot het schip vrijwel onmiddellijk weer met een strak zeil over de golven.
Ik moest denken aan alle zeillessen die ik van Collin had gehad op onze Valk.
Laten vieren dat zeil, Amara, hoorde ik hem zeggen. We gaan veel te schuin.
Ik had alleen maar gelachen. Ik wilde harder. Schuiner. Sneller. Steeds weer.
Maartje, we moeten overstag. Kom op, de oude man wilt naar huis.
Collin noemde zichzelf altijd oude man. Hij was niet oud. Nu zou hij ook nooit meer oud worden.
Ik schudde de schulgevoelens van me af. Laat het in het verleden. Dit was een andere wereld, een nieuwe kans.

De volgende dag vertrok de Wolfsspeer.

In de dagen daarna verkende we de wateren ten noorden en zuiden van Schildhaven. Zonder er bij na te denken kroop ik elke keer aan boord naar mijn plekje tussen de roeibankjes.
Dan keek ik maar de handelingen van de bemanning en herinnerde ik me dat ik dat ook altijd deed. Hijsen, strijken, trimmen, vieren, aantrekken, overstag, beetje naar stuurboord, beetje naar bakboord...
Maartje, je ligt in de wind. We gaan niet vooruit.
Hoe vaak had Collin dat wel niet tegen me gezegd? Hoe vaak had Brinn wel niet gezegd: Mar, hou toch eens met dat eindeloze zeilen. Wat is er nou zo leuk aan?
Ik had hem nooit duidelijk antwoord gegeven. Het zat in mijn bloed. Ik hield van de zee, meer dan van het land.
Ik keek op toen ik naast me iets hoorde. Lydia kwam op één van de bankjes naast me zitten.
'Amara, kan ik wat vragen?' vroeg ze.
'Dat heb je net gedaan,' merkte ik op. 'Maar, ja, je mag me nog wel wat vragen.'
Lydia grinnikte. Toen keek ze serieus.
'Hal die wilt wachten totdat jij naar hem toe komt, hij zegt dat je dat vanzelf wel doet als je er klaar voor bent, maar... waarom ben je nog hier? Ik bedoel, ik snap dat je rauwt om Collin, maar... we kunne je naar huis brengen. Naar je familie. Wil je niet bij hen zijn? Vooral nu?'
Ik staarde voor me uit en schudde mijn hoofd.
'Collin wás mijn familie, Lydia. Hij was mijn vader, mijn thuis.' Ik keek omlaag. 'Hij was alles dat ik nog had.'
'O. Is er... niemand anders?' vroeg Lydia voorzichtig. Ik keek haar aan.
'Elza en Pascal,' zei ik. 'Mijn moeder en broer.'
'We kunnen je ook naar hen toe brengen.'
'Nee, dat kun je niet,' wierp ik meteen tegen. 'Ik weet niet waar ze zijn.' Dat was waar. Elza en Collin waren gescheiden toen ik zeven was en Elza verhuisde vaak. Ik had geen die waar ze tegenwoordig woonden, de enige reden dat ik wist dat ze nog leefden was omdat ik af en toe contact had met Pascal.
Brinn had het altijd al onbegrijpelijk gevonden dat ik zo weinig contact had met mijn moeder en broer, maar ik niet. Ik miste hen wel, mar ik miste ze niet in mijn leven. Ik had Collin en hij had mij. Meer was er nooit nodig geweest.
'Hoe kun je dat niet weten?' vroeg Lydia.
'Elza en Pascal wonen... woonden niet bij Collin en mij.'
Lydia trok haar wenkbrauwen op maar zei niets.
'Dus je kunt nergens heen? Ook niet nog naar huis?'
'Lydia, is een huis nog thuis als de reden dat je het thuis kon noemen weg is?' Even keek ik haar aan. 'Ik snap wat je vraagt, je wilt helpen, maar ik...' Ik wendde mijn blik af. 'Ik ga niet weg,' fluisterde ik.
'Je gaat niet...'
'Weg. Nee.'
Ik keek Lydia weer aan.
'Jij bent toch ook gebleven?' vroeg ik haar. 'Jij was je familie kwijt, maar die heb je terug gevonden. Hier, aan boord van dit schip.'
'Hoe weet jij dat?'
Gelezen, in een boek over het leven van de Broerderband.
'Je komt niet uit Skandia,' zei ik. 'Je komt uit een ander land en ik denk niet dat je zou weg zijn gegaan als je familie achter liet. En zelfs als je uit Skandia kwam, dan ben je toch pas later bij de Reigers gekomen. Ik weet hoe dit Broerderband gedoe werkt: alleen jongens die trainen om een man te worden. Geen meisjes. Je kwam van buiten in deze groep.'
Ze ga geen antwoord.
'Hoe ben jij eroverheen gekomen?' vroeg ik dus maar.
'Zoals jij zegt,' antwoordde Lydia. 'Ik had alleen mijn opa nog. Nadat hij overleed vond ik een nieuwe familie.'
We zwegen allebei.
'Amara,' begon Lydia toen, 'wat is er gebeurd?'
Natuurlijk. Dat viel te verwachten. Maar waarom zou ik het niet vertellen? Ik zei het net zelf: ik ga niet weg. Ze had het recht om twee weten wat ik gedaan had. Zij allemaal.
'Collin en ik gingen vaak samen zeilen,' vertelde ik. 'We hadden een kleine boot, een Valk, en... Collin wilde niet. Hij had er een slecht gevoel over. Het water voelde niet fijn aan en de lucht voelde naar, zei hij. Maar we gingen toch. Ik wilde het, ik haalde hem over om toch te gaan zeilen.' Ik staarde voor me uit. 'Ik had naar hem moeten luisteren. Natuurlijk had ik naar hem moeten luisteren.
We raakten in een storm en de lijnen raakten in de knoop. Collin liet mij aan het roer staan de lijnen uit de knoop te halen. We hebben vaker gezeild met hevige wind en nog vaker had ik aan het roer gestaan. Maar...' Mijn stem haperde. 'Ik verloor controle. Je moet begrijpen, de Valk is redelijk licht en hij was oud. Hij is gebouwd voor een paar personen, je zou het makkelijk in je eentje kunnen sturen. We botsten tegen een ander schip aan. Ik had het niet gezien, het was donker en... De Valk brak finaal in tweeën.'
Lydia hield haar adem in. Ik sprak niet verder. Ik zag hoe hij viel. Het water trok hem naar beneden. Ik schreeuwde. Onweer knalde door de lucht. Ik viel. En toen was het koud.
'Ik heb hem vermoord,' stamelde ik.
'Nee, natuurlijk niet,' zei Lydia naast me.
'Jawel. Ik wilde gaan zeilen. Ik verloor de controle. Het is mijn schuld.'
Ik had niet door gehad dat ik was gaan huilen maar tranen drupten van mijn wangen.
Lydia stond op en trok mij overeind. Ze sloeg haar armen om me heen. Ik bereep het niet, Lydia was geloof ik niet het knuffeltype.
'Het is níét jouw schuld,' zei ze duidelijk. 'Ik gaf ook me zelf de schuld van mijn opa's dood,ik had er moeten zijn m om te beschermen, maar we zijn niet verantwoordelijk voor hun dood. Geef je zelf de schuld niet, Amara, het ligt niet aan jou.'
En toen huilde ik. Ik alle mijn armen om het onbekende meisje heen en huilde. Ik had al gehuild voor Collin. Nu huilde ik voor mij."

Zuster van de BroederbandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu