Hij zal altijd mijn Collin zijn."
"Ik vond mijn weg naar de hal waar we waren aangekomen, waar ik ook heer Anton vond. Ik informeerde naar waar ik Lydia kon vinden, en hij leidden me beleeft naar haar kamers.
Ze waren eigenlijk heel dicht bij de mijne.
Ik klopte even en wachtte niet echt op een antwoord voordat ik naar binnen liep.
'Isis,' groette Lydia mijn, enigsinds verrast.
'Hé. Heb jij ook een compleet huis als logeerkamertje?'
Lydia grinnikte en het meisje dat in de stoel tegenover haar zat lachte mee.
'Ik ben Isis,' stelde ik me voor. Met uitgestoken hand liep ik naar haar toe. Ze pakte mijn hand gretig aan.
'Cassandra. Dochter van de hoge koning die jij met ontmoet hebt, als ik me niet vergis?'
De prinses leek de gebruikelijke formaliteiten niet nodig te vinden, dus liet ik ze achterwegen.
'Ja,' bevestigde ik, 'dat was zeker een van de interessantere ontmoeten van mijn leven. Waar hadden jullie het over?'
Ik schoof een sofa bij en ging zitten.
'Over jagen,' vertelde Lydia.
'Dat zijn jouw pijlen, hè?' vroeg Cassandra, met een blik op Lydia's pijlenkoken aan het hoedenrek. 'En je hebt er een of andere werpstok bij?'
'Die werpstok heet een atlatl. Die hangt daar, naast de koker.'
Cassandra bekeek alles aandachtig.
Ik keek naar het uitgebreide bos.
'Misschien kunnen jullie eens samen gaan jagen,' stelde ik voor. 'Jij jaagt toch ook, Cassandra?'
Ze had zich voorgesteld als Cassandra, dus het leek me prima om haar ook zo te noemen.
Ze knikte enthousiast.
'Ja. Ik gebruik een slinger. Maar misschien stap ik wel over op zo'n atlatl.'
Lydia stond op en lid naar het raam.
'In zo'n bos zouden best wel eens herten kunnen leven,' zei ze.
De pinses lachte.
'Reken maar. Herten, en allerlei ander wild. Dat doordat niet iedereen daar mag jagen.'
'Maar jij wel, uwe waarachtigheid?' raadde ik lachend.
'Ja, ik wel. En ik mag er mijn gasten mee naartoe nemen. Ik zal het regelen.'De volgende ochtend gingen een aantal Reigers mee op de jacht.
Ik bleef bij de Reiger om Edvin te helpen met voorraden, zodat we de volgende dag konden uitvaren.
Daarmee liepen we jammer genoeg een interessante gebeurtenis mee mis, want toen wij klaar waren en ik en Gilan bezig waren met een poging mij te leren hoe je een mes moet werpen, kwam er jachtgezelschap terug met een nieuwe gast.
Dit zorgde voor nogal wat poeha op de ophaalbrug, dus begaven de Jager en ik ons er gelijk naartoe.
De gevangene die de Reigers en Cassandra mee hadden gebracht werd geboeid en er werd ook onmiddellijk een boodschapper naar de koning gestuurd.
'Sluit hem op in het wachthuis,' gebood Gilan, waarop het hele gezelschap daar naartoe verhuisde. De gevangene werd ruw in een stoel geduwd.
Duncan kwam een paar minuten later aan gehold.
Cassandra vertelde wat er gebeurd was en he de Skandiërs haar hadden geschermd. Blijkbaar had de man in het bos geprobeerd haar te vermoorden en de Reigers hadden daar een stokje voor gestoken.
Soort van hun ding.
Duncan trok met zijn voet een tweede toe erbij, zette die o een paar meter afstand van hun gevangene en ging tegen ober hem zitten.
We schaarden ons om de koning heen.
Stig had Kloef aan een riem gedaan, maar ze was springerig door de energie die van ons af straalde. De hond probeerde wel bij de gevangene te komen, maar Stig hield haar kort.
'Mag ik?' vroeg ik hem en ik nam de riem over. Ik kalmerde mezelf, en daarmee ook Kloef, dus ging ze zitten toen ik haar dat zei. Desondanks bleef het lage gegrom vanuit diep in haar borstkast aanhouden.
'Laat Crowley hierheen komen,' zei de koning tegen de wachtcommandant zonder de gevangene uit jet oog te verliezen.
'En Hal ook,' voegde Thorn daar aan toe. De commandant knikte en haaste zich de kamer uit.
De koning probeerde zowel mij als Cassandra over te halen om te gaan, maar bij den weigerde we.
'Ik wil horen wat hij te zeggen heeft,' zei ik.
'Ik wil weten wie hem gestuurd heeft,' zei Cassandra. 'Dit stuk verdriet heeft geprobeerd me te vermoorden en als Thorn die pij niet had opgevangen was het hem nog gelukt ook.'
Dat laatste verbaasde mij niet. Het was Thorn.
Duncan keek hem echter vol bewondering aan.
'Jij hebt een po uit een kruisboog opgevangen?'
Thorn knikte zakeljk.
'Ja. Maar het stelde niks voor, hoor. Een houten kunst hand kan best nog wel eens handig uitpakken.'
Ik probeerde de breed lach die over mijn gezicht trok weg te werken toen ik reageerde.
'Ja zeker. Heel handig. Tenzij je even uit je neus wil eten.'
Thorn keek mij met een intrigerende blik die ik niet goed kon omschrijven aan.
'En waarom zou ik dat doen?' vroeg hij gevaarlijk.
'Ik heb niet gezegd dat je dat zou doen,' antwoordde ik gladjes.
'Jawel. Je had het over mijn kunstarm.'
Ik schudde mijn hoofd.
'Nee hoor, ik had het over de kunstarm in het algemeen. Maar vertel eens, Thorn, waarom voel je je aangesproken?'
Naast me stond Stig van oor te oor te grijnzen.
'Is er misschien iets dat je met ons wilt delen, Thorn?' vroeg hij te lief.
'Je weet toch dat we er voor je zijn?' vroeg ik hem. Ik kon mijn breedde lach niet langer verbergen.
Op dat moment vloog gelukkig voor Thorn de deur open en kwam Crowley binnen.
'Wat is hier aan de hand?' vroeg hij.
Duncan, die het gesprek verwonderd had aangehoord, stak zijn hand naar hem op.
'Even geduld. We legen het uit zodra de Skandische kapitein er ook is. Ik heb geen zin om het verhaal twee keer uit te leggen.'
'Hij is skirl, majesteit,' verbeterde ik de koning.
Direct daarna loog de deur weer open en kwam Hal binnen.
Hij bekeek het tafereel en nog voordat hij iets kon vragen begon Duncan te praten.
'Goed, nu iedereen er is zal ik het uitleggen. Er is een aanslag op het leven van mijn dochter gepleegd. Deze man - hij gebaar de tamelijk overbodig naar de gevangene - heeft geprobeerd haar met een pijl uit zijn kruisboog te vermoorden. En blijkbaar heeft die Thorn van jullie - hij keek nadrukkelijk naar Hal - de pijl met zijn kunstarm uit de lucht geplukt.'
De jongen skirl knikte goedkeurend.
'Mooi,' zei zachtjes.
'Waar is het gebeurd?' vroeg Crowley.
Deze keer antwoordde Stig.
'We waren bijna bij het bos. Hij had zich in het struikgewas verstopt, maar Kloef vond hem en waarschuwde ons.'
Kloef!
Ik aaide de hond enthousiast over haar hals.
'Goed zo, meisje,' zei ik, erg Nederlands. 'Brave hond, hoor.'
'Dus hij lag daar op jullie te wachten?' vroeg Gilan. 'Het was dus geen toevallig treffen.'
'Het was ook niet bepaald een geheim dat ze zouden gaan jagen,' zei ik. 'Ik ben met Edvin in het dorp geweest voor de boodschappen, en ook daar wisten heel veel mensen van de jacht.'
Cassandra knikte gevestigd.
'Ja, we hadden al een paar drijvers opgetrommelt die ons vanmiddag zouden komen helpen, dus het was algemeen bekent wat we gingen doen.'
'En wat zegt onze vriend er zelf van?' vroeg Crowley.
'Niets tot zeer weinig,' vertelde ik hem.
Duncan wendde zich ook tot de Jager.
'Ik wilde even wachten tot iedereen er was,' zei hij, waarna hij zich naar de gevangene toe boog. Hij vroeg hem nrullend wie hij was en wie om gestuurd had, maar de man was niet onder de indruk.
'U kunt mij helemaal niet raken,' zij hij met een zwaar accent. Ik wijd mijn leven aan de godin Imrika, en zij zal mij beschermen.'
Ik keek vragen naar de aanwezigen, maar niemand had ooit van die Imrika gehoord.
'Vertel ons eens wat meer over die Imrika.'
De man schudde zijn hoofd.
'U bent een ongelovige. Ik zal met iemand zoals u nooit over de Schorpioengodin praten.'
'Ik geloof,' zei ik rustiger dan dat ik me voelde. Ik gaf de riem van Kloef over aan Stig en liep naar de gevangene toe. 'Ik geloof,' herhaalde ik. 'Mijn God is niet de jouwe. Met Imrika ben ik niet bekent. Maar de Schorpioengodin klinkt groots. Mag ik weten waarom jij haar dient?'
De man keek me minachtend aan.
'En wie is die god van jouw?' vroeg hij neerbuigend.
'Mijn God heeft geen naam. Hij is God. Er is geen naam die Hem zou kunnen omschrijven, of die voldoet aan Zijn macht. Hij is overal. Altijd. Hij draagt ons en onze zonden. Hij vergeeft. Hij leidt.'
Ik wachtte even. 'Waar staat Imrika voor?'
De gevangene keek mij spiedend aan voordat hij antwoord gaf.
'Ze is de godin van de dood,' zei hij toen. 'De Schorpioengodin.'
'En jij dient haar?'
Het was meer een vaststelling dan een vraag, maar de man knikte.
'Heeft Imrika de dood van de prinses geboden?'
De man keek de prinses even aan, maar zweeg.
Ik keek naar Hal en haalde lichtjes mijn schouders op, als teken dat ik niet wist hoe ik nu verder zou moeten gaan.
Hal keek bedenkelijk, maar ik herkende die blik in zijn ogen prima. Hij had een idee.
Hij liep naar Stig toe en nam de riem van Kloef van hem over en leidde de hond tot vlak voor de vastgebonden man. De enorme hond gromde.
Ik begreep het niet, maar toen zag ik de doodsangst in de man zijn ogen.
Hal keek mij aan. Ik knikte.
'Op, Kloef,' zei ik zachtjes. Zonder te aarzelen zette de hond haar machtige voorpoten op de schouders van man, met haar kop vlak voor zijn gezicht. Hij leunde zover naar achteren als dat mogelijk was.
'Wat er nu gebeurd is niet aan mij,' waarschuwde ik de gevangene zacht. Hij zei niets.
'Spreek,' zei ik tegen Kloef. Het commando was in het Nederlands, dus de man begreep niet wat ik zei.
Kloef begon har in zijn gezicht te blaffen. Het geluid ging dor merg en been, haar tanden nauwelijks meer dan een paar centimeter van het gezicht van de man verwijderd.
Stilletjes liep ik om de man heen totdat ik achter hem stond.
'Stop! Stop!' riep hij vrijwel meteen. 'Haal die hond weg!'
Ik keek naar Hal, die Kloef nog even liet door blaffen voordat hij naar mij knikte dat het genoeg was.
'Kloef,' zei ik stil om haar aandacht te trekken. Daarna legde ik mijn hand op mijn borst om haar het zwijgen op te leggen.
Ze bleef grommen, maar het blaffen stopte.
Ik hield mijn rechterhand omhoog, met mijn vingers naar binnen gekrult. Alleen mijn wijsvinger hield ik recht.
Kloef stapte van de man zijn schouders af.
Het gebeurde binnen twee seconden.
Voordat de man besefte dat het gevaar geweken was begin Hal hem vragen te stellen.
'Je naam!' schreeuwde hij tegen de man. Trillend kreeg hij antwoord.
'Ushir.'
'Wat is de Schorpioensekte?' ging Hal verder.
'Wij dienen de godin Imrika.'
'Waarom gaf ze jou opdracht om de prinses te vermoorden?' Hal wees op Cassandra.
Weer zweeg de man even.
Meteen klopte ik op mijn bovenbeen, waar Kloef direct op reageerde door haar voorpoten op de bovenbenen van Ushir te zetten.
'Nee! Nee! Hou die hond bij je! Er is een tolfah tegen de prinses uitgevaardigd.'
'Wat is een tolfah?'
De man aarzelde.
Ik legde gebieddend mijn wijs- en middelvinger tegen mijn wang, zodat Kloef weer begon te blaffen.
'Dat is een verbond met de godin!' riep hij snel.
Ik verplaatste mijn hand naar mijn borst en Kloef zweeg weer.
'Als er over iemand een tolfah is uitgesproken, eist zijn dat degene over we dat gedaan is, wordt vermoord.' Hij struikelde bijna over mijn woorden.
'En hoe kunnen wij zo'n verbond weer ongedaan maken?' vroeg Duncan.
Ushir keek de koning met hervonden zelfvertrouwen aan.
'Dat kan niet.'
Hij deed zijn mond weer dicht en keek kaarsrecht voor zich uit.
Zelfs aan zijn rug kon ik zien dat hij niets meer zou zeggen, hoeveel honden er ook waren.
Ik liep weer om hem heen en ging naast Gilan staan.
Natuurlijk was het Thorn die uiteindelijk de stilte doorbrak.
'Tamelijk onhandig ding, zo'n tolfah.'

JE LEEST
Zuster van de Broederband
FanfictionWat ik nog weet. Ze vraagt me wat ik nog weet. Wat het laatste is dat ik me nog kan herinneren van deze wereld. Ik weet nog dat ik viel. Ik had kunnen vallen voor een oneindigheid, maar dat zou ik niet meer gemerkt hebben. Daarna was er namelijk al...