En ik geloof dat niet"
~*†*~
Hoofdstuk 21
"Die nacht werden Lydia en ik wakker door het gestommel in de andere kamer.
'Wie is dat?' sisde ik naar Lydia. Ze keek me aan.
'Dat zullen we nu zien.' Snel schoten we allebei in een paar kleren. Ik schrok toen Lydia ook haar mes uit de schede haalde.
'Daar zul je toch echt aan moeten wennen, hoor,' zei ze.
'Ik weet het.' Samen liepen we door de gang. Dankzij het licht van het vuur konden we Hal, Thorn en Stig aan de lange eettafel zien zitten.
'Wat is er aan de hand?' vroeg Lydia. Hal nodigde ons uit aan tafel.
'Dat zullen we gauw genoeg weten,' antwoordde hij.
'Dit is Guf,' zei Willem, de hoofdman van Schildhaven, en hij wees naar zijn metgezel. 'Hij komt uit Determolen. Dat is een dorp iets ten noorden van hier. Ze zijn geplunderd.'
'Geplunderd? Door wie?' vroeg Hal. Maar ik wist he antwoord al voordat Guf zijn mond open deed.
'Slavenhandelaren,' ze de man verbitterd. Dat was waar het vierde boek over ging. De slaven van Socorro. Tursgud, de oude vijand van de Reigers, de skirl tegen wie ze het tijdens de wedstrijden van het vormen van een Broerderband hadden opgenomen, had in dit boek een aantal Araluenen ontvoerd om ze op de slavenmark van Socorro te verkopen. Samen met Gilan gingen de Reigers daar heen om de slaven te bevrijden.
'Ze zijn in de inham vlak bij ons dorp aan land gegaan en trokken de landtong over voordat wij wisten dat ze er waren,' ging Guf verder. 'Het was al donker en wij werden door hun komst totaal overvallen. Ze hebben drie mensen vermoord en twaalf anderen gevangengenomen. De rest van het dorp wist te vluchten.'
'Met hoeveel waren ze?' vroeg Thorn.
'Met een heleboel. Een stuk of twintig, denk ik, en misschien nog wel meer. Ze kwamen van drie kanten tegelijk, en van het ene op het andere moment waren ze overal. Ze vermoordden mensen, staken huizen in brand en namen dorpelingen gevangen. Wie weg kon komen sloeg zo snel mogelijk op de vlucht.'
In Determolen wonen boeren en molenaars, geen krijgers,' meldde Willem.
De deur zwaaide open en Gilan kwam de hut binnen.
'Wat is dat hier voor lawaai?'
'Slavenhandelaren,' legde Thorn uit. 'Hebben net toegeslagen in...' Hij keek Guf aan.
'Determolen.'
'Determolen. Drie mensen vermoord, twaalf gevangengenomen. De rest is uit het dorp gevlucht.'
Gilan vloekte.
'Taalgebruik,' waarschuwde ik automatisch.
Met één opgetrokken wenkbrauw keek hij me aan.
Hal liep naar de muur waar een kaart van Araluen hing.
'Hoelang geleden is het gebeurd?' vroeg hij.
'Na zonsondergang, zoals ik al zei,' antwoordde Guf. 'Maar ze zijn daarna niet meteen weer vertrokken. Ze joegen ons weg en deden zich daarna tegoed aan onze drank en ons eten, en staken tussendoor onze huizen en schuren in brand. Ik wist een paard tepakken te krijgen, en daarop ben ik zo snel mogelijk hierheen gekomen. Dat kostte me ongeveer drie uur.'
'Maar toen u vertrok waren ze er nog?' vroeg Hal scherp.
'Inderdaad, ja. Ik weet niet hoelang ze daarna nog zijn gebleven, maar toen ik naar het zuiden reed sa ik dat hun schip nog voor anker lag.'
'Wat voor schip was het?' vroeg Thorn.
Guf gaf niet meteen antwoord.
'Het was Tursgud, Thorn,' zei ik. Iedereen in het vertrek keek me aan. 'Kom op zeg, doe niet alsof je het niet weet. Hij is boos op jullie, jullie hebben zijn roem afgepakt. Hij was het, en ik weet het zeker.' Even zweeg ik. 'Vraag me niet hoe,' ging ik toen zachtjes verder, 'maar ik weet wie hij is. Ik weet dat hij het gedaan heeft en dat weten jullie ook.'Even was er een stilte. Guf, Willem en Gilan wisten niet waar ik het over had maar Hal, Thorn, Stig en Lydia wel.
Hal stond op en liep maar buiten. Ik zag hoe hij naar de boomtoppen keek om te zien hoe de wind stond en hij keerde weer terug naar binnen.
'Stig, trommel de bemanning op, als ze nog niet wakker zijn, en haal iedereen aan boord. We gaan achter ze aan.'
Stig haastte zich weg en i stond op van de tafel.
'Denk je dat we ze te pakken kunnen krijgen?' vroeg Thorn aan Hal. 'Ze liggen wel een paar uur op ons voor, hoor.'
'De wind is west-noord-west,' legde Hal uit. 'Als ze naar jet zuiden gaan, verlijeren ze flink.'
'Wat betekend dat?' vroeg de Grijze Jager.
'Verlijeren betekend dat ze naar het zuiden varen terwijl de wind ze tegelijkertijd de hele tijd naar het oosten blaast,' verhelderde ik kordaat.
'Precies,' zei Hal. 'Daar hebben wij minder last van en daardoor kunnen wij een directere koers volgen.'
'Wat betekent dat wij minder ver hoeven te varen om ze wellicht toch in te halen,' maakte ik het af.
Gilan knikte.
'Het spijt me van de koning,' zei Hal. 'Hij moet maar even wachten.'
'Dit is belangrijker,' antwoordde Gilan. 'Mag ik misschien met jullie mee? Of hebben jullie daar geen plaats voor?'
Thorn sloeg hem op de schouder.
'Wij zijn altijd blij als een man met zo'n gevaarlijke boog zich bij ons wil voegen,' zei de oude krijger vrolijk.
'Willem, wil jij een boodschapper naar de koning regelen?' richtte de Grijze Jager zich tot de hoofd man. 'Hij moet weten dat een stelletje slavenhandelaren vol oponthoud zorgt en dat we die gasten eens een lesje gaan leren.'
'Willem knikte. 'Zodra het helemaal licht is, stuur ik een post duif,' zei hij.
'Pak maar gauw je boog en die rare mantel van je, Grijze Jager,' zei Thorn. 'We moeten gaan.'
De groep viel uit elkaar en ook Hal wilde weglopen maar met een hand op zijn arm hield ik hem tegen.
'Hal.' Hij keek me aan.
'Ja?' Ik aarzelde.
'Die opmerking van Thorn... over Gilans boog... ik vroeg me af... waarom laat je mij blijven?' Verbaasd keek Hal me aan.
'Wat bedoel je?'
'Nou... Thorn zei net dat jullie altijd blij zijn als een man met zo'n gevaarlijke boog zich bij jullie wil voegen. Maar ui heb geen boog. Ik ben geen vechter, geen schutter en ik kan niets dat één van jullie niet beter kan. Dus waarom laat jij me blijven?' Hal staarde me aan. Toen lachte hij.
'Amara, ik laat je niet blijven. Jij blijft uit jezelf. Ik stuur je niet weg omdat ik door die façade van een verlegen, bang en onzeker meisje heen zien en begrijp dat als als jij besluit dat niet wilt blijven, ik je met geen macht van de wereld kan overhalen om te gaan. En ook omdat ik heus wel zie dat je verstand hebt van zeilen. Daarnet, je legde perfect uit wat deze situatie voor ons inhoud. Je weer waar je het over hebt. We wonen zo'n beetje op de Reiger, Amara, zeilers hebben we nooit genoeg. En misschien heb je nog nooit met de Reiger gevaren, maar iets zegt mij dat jij een hele goede zeiler bent.'
Ik keek naar de grond en Hal boog zijn hoofd om mijn blik te vangen.
'Amara, ik heb gehoord wat je aan Lydia vertelde over wat er gebeurd is. Waarom je in het water lag, en ik wil je de ruimte geven om alles te verwerken. Dat is de reden dat ik misschien niet veel met je heb gesproken, en de andere ook niet, maar wat we tot nu toe van jou hebben gezien... dat is positief. Je bent zorgzaam en tegelijkertijd fel, zoals je uitviel tegen Lydia en Stig tijdens dat gedoe over de wedstrijd met de Morzel. We mogen je allemaal wel, Amara, en we zouden het allemaal jammer vinden als je wegging.'
'Bedankt,' fluisterde ik.

JE LEEST
Zuster van de Broederband
FanfictionWat ik nog weet. Ze vraagt me wat ik nog weet. Wat het laatste is dat ik me nog kan herinneren van deze wereld. Ik weet nog dat ik viel. Ik had kunnen vallen voor een oneindigheid, maar dat zou ik niet meer gemerkt hebben. Daarna was er namelijk al...