5.13

92 9 6
                                    

Vaag glimlachte Hal. 'Wat ik wilde zeggen is,' begin hij opnieuw, 'jij ben mijn tweede stuurman. De beveiliging van het schip is daarmee jouw taak, en dus ook een beetje de veiligheid van de bemanning. Het lijkt me verstandig als jij blijft. Voor jou en voor Ulf.'"
"Voor de tweede keek was ik met stomheid verslagen. 'Oh,' stootte ik uit.
'Maar..' Jesper keek om zich heen. 'Wie zegt dat we hem kunnen vertrouwen met Isis' veiligheid?'
Nu richtte ik mijn verbaasde blik op Jesper. Waarom kon dat hem zoveel schelen?
'Selethen is hier,' zei ik. 'Dat heeft Maajid net gezegd. En ik heb Ra Ming Say. Hij lijkt me in elk geval niet van plan om weg te gaan.'
Jesper keek weer om zich heen, alsof hij iemand zocht die zich bij hem aan zou sluiten. Toen zakten zin schouders een stukje naar beneden. Hij zuchtte en trok de zwarte must van zijn hoofd. Alle reigers hadden die. Zwart wollen gebreide mutsen, met een witte reiger erop. Hij keek ernaar.
Ik steunde met mijn handen op de tafel waar Ulf op lag. Uit mijn oog hoek zag ik Hal, Wulf en Maajid weggaan. Waarschijnlijk wild Hal nog even met Wulf praten en Maajid had zonder twijfel nog meer partiënten.
Jesper en ik zwegen beide toen hij naar met toe liep en de muts haast teder over mijn bruine haren trok.
Met twee handen schoof hij hem verder over mijn oren.
'Ik weet dat je het zelf nog niet helemaal door hebt,' zei hij, 'maar je hoort bij de broederband. Echt waar.' Voor een moment leek hij te aarzelen. 'Probeer dat te onthouden,' zei hij toen. 'Terwijl je hier bent.'
Ik snapte hem niet. Lieve God, ik snapte hem echt niet.

Toen ik de volgende ochtend wakker werd in de ziekentent waren de reigers al weg.
Maajid controleerde mijn wond en verving het verband. Om mezelf niet compleet nutteloos te voelen hielp ik met de andere gewonden eten te geven. Het waren er niet veel meer. Sommigen waren inmiddels dood, anderen allang naar huis.
Dagen spoelden voorbij. Ik merkte dat ik weer moeite kreeg met slapen. De redelijk constante pijn maakte het moeilijk om in slaap te komen en nachtmerries maakten het moeilijk om in slaap te blijven.
Het was de tweede man die ik zonder aarzelen, zonder twijfel, ad gedood. Ik snapte niet goed hoe. Het was zo gemakkelijk geweest. Zo simpel om het te beëindigen.
Ik wilde er niet over nadenken, dus volgde ik Maajid door de tent. Ik keek mee met wat hij deed en stelde vragen.
Bijna onbewust leerde ik over hun kennis. Voor zover Maajid besloot dat het mocht liet hij me helpen, ondanks Ra Ming Says afkeuring.
Kwa Ri Ban, Ra Ming Says vader, had zijn weg naar de ziekentent gevonden en genoot van de kennis die ik uit verveling opdeed.
Ik verzorgde Ulf, zoals ik aan zijn broer beloofd had, en als Maajid met weg stuurde om te rusten, zat ik bij hem.
Het was vermoeiend om te zien hoe alle mensen ontslagen werden terwijl Ulf maar langzaam vooruit leek te gaan.
Het herinnerde waarom ik niet van ziekenhuizen hield."

~*†*~

2014

Ik zat voorin de auto en keek opzij naar mijn oom. "You were right," zei ik. "That sound.. I can't quite place it, but it's not good."
Rhyddian knikte. "I know. It's weird."
Brinn, die achterin zat, deed op zijn gemak zijn oortjes uit. "You'd say that if our two car experts agreed that there was a weird sound in a car, we wouldn't actually ride in that car."
Lachend keek ik achterom. "Het zal we los lopen, Brinn," meende ik. "We rijden alleen even een klein rondje door de wijk om te luisteren."
Juist op dat moment hikte de auto.
Brinn trok zijn wenkbrauw op. Hij gaf me een blik die overduidelijk zei : 'wat zei je ook al weer?'
"Het gebeurd," verdedigde ik de auto. "Als je niet goed koppelt, de koppeling te snel laat opkomen, dan-"
"En jij denkt dat je oom geen ervaren chauffeur is?" onderbrak Brinn mij.
"Nee, maar.."
De auto hikte weer.
Ik keek Rhyddian aan.
"It's not me," zei hij. "It's the car."
Ik fronste mijn wenkbrauwen. "What do you mean, it's-"
Ik kreeg de tijd niet om mijn zin af te maken voordat de motor uit viel.
Rhyddian stapte opnieuw de koppeling in en probeerde de auto te starten, maar er werkte niet. Hij trok het stuur opzij, richting een pakeervak, maar de rem deed het ook niet.
Ik trok aan de handrem, met een goed vertrouwen dat er niets aan de hand was, maar we stonden al half op de weg tegen de tijd dat de auto op stilstand kwam.
Ik keek opzij naar Rhyddian en opende mijn mond om iets te zeggen, maar weer kreeg ik die kans niet.
Het was Brinn, die achter me mijn naam schreeuwde.
En het was Rhyddian, die me vast greep en over de schakelbak naar zich toe trok.
Vlak daarna voelde ik de inslag van de andere auto. Ik wist meteen dat hij veel te hard had gereden toen onze auto opzij schoof.
Ergens werd ik door de klap buitenwesten geslagen, want toen ik mijn ogen open deed voelde ik Brinns armen om me heen terwijl hij me naar de achterbank toe trok, de auto uit.
"Rhyddian..." stootte ik uit.
"Hij zit vast," hoorde ik Brinn zeggen. Mijn oren ruisten.
Brinn zetten me op de grond. Suf keek ik naar de twee auto's, die tegen elkaar geplakt zaten.
Ik probeerde overeind te komen, maar Brinn hield me vast. Ik kon zien hoe de benzine uit de auto lekte. Ik kon zien hoe het vlam vatte.
Ik schreeuwde zijn naam. Of misschien schreeuwde ik gewoon. Eerlijk gezegd kan ik me het iet herinneren. Ik herinner me alleen mijn schorre keel daarna.
Ik probeerde naar mijn oom toe te komen, maar Brinn hield me vast. Ik sloeg naar hem, hopend dat hij los zou laten, maar dat deed hij niet.

Zuster van de BroederbandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu