'Amara. Ik heet Amara.'"
~*†*~
2019
De vrouw die tegen over me zit staart me afwisselend gefassineerd en verveeld aan. Ik erger me aan haar. En aan haar bank. Hij zit niet lekker en de stof voelt niet fijn aan tegen mijn huid. Hij plakt.
"Wat gebeurde er toen?" vraagt ze beleefd. Ik zucht. Ik heb dit verhaal al vaker verteld. Aan Brinn, aan Pascal en Elza, nog een keer aan Elza maar dan met tante Tippi erbij... Allemaal willen ze het horen. En nog eens. En nog eens. Alsof ze verwachten dat ik op een dag ineens het licht zie en ga geloven dat het allemaal niet waar is. Alsof ze verwachten dat het op een dag ineens anders afloopt.
"En toen maakte ik kennis met de rest van de Reigers.", antwoord ik.~*†*~
Hoofdstuk 14
"'Geef dat ding hier, stom beest!' bulderde de man, en hij pakte de laars die de hond in zijn bek had.
Wat de hond betrof was dit het begin van een hartstikke leuk spelletje. De man trok uit alle macht aan de laars, en de hond zetten zijn voorpoten schrap, stak zijn achterlijf omhoog en trok de andere kant op. In een poging het spelletje te winnen schudde hij intussen uit alle macht zijn kop heen en weer.
Helaas voor de man leunde hij, toen hij de laas wilde pakken, een beetje voorover. Door het onverwachte verzet van de hond verloor hij zijn evenwicht en viel languit op het dek.
De toekijkende jongens en het meisje proestten het uit van het lachen. Ikzelf stootte alleen en nerveus klinkende giechel uit, maar het lachen verging ons allemaal snel toen we de woedende blik van de man zagen.
Hij krabbelde weer overeind. De hond stond hem al op te wachten, met kwispelende staart en de laars in zijn bek. De man keek hem aan als hij bereid was om hem dood te slaan.
Zenuwachtig keek ik naar Edvin.
'Hoe heet die hond?' vroeg ik hem.
'Ze heet Kloef.', antwoordde hij, zonder zijn blik van het tafereel af te halen.
Ze? Dat beest is een meisje?
'Kloef!', zei ik streng. De hond was niet de enige die opkeek. Ik knipte met mijn vingers. 'Hier.'
Even keek de hond aarzelend naam de jongen die aan het roer stond. Hij ze niets.
'Hier Kloef.' herhaalde ik. Het teefje kwam rustig op me af trippelen. Kordaat pakte ik de laars vast. Meteen begon ze terug te trekken. Verbaasd keek ze me aan toen ik meteen weer los liet. De hond liep opnieuw op me af en bood me de laars aan. Ik pakte hem weer vast.
'Los.' zei ik kort. Niet boos. Niet eens heel erg streng. Alleen duidelijk.
'Los.', herhaalde ik toen Kloef de laars bleef vasthouden. Met een zacht piepje liet ze de laars los. Smeekend en teleurgesteld keek ze me aan. Ik legde de laars weg en sprong met mijn woorden terug naar het Nederlands toen ik de grote hond bij haar nek pakte om haar te belonen en achterelkaar door zei: 'Dat is een braaf meisje. Wie is hier een lieve hond? Dat ben jij hè? Ja, dat ben jij. Ben jij geen lieverd?'
Kloef kwispelde en likte mijn gezicht. Ik lachte. Ook toen ze haar voorpoten op mijn schouders zette om met haar kop langs mijn gezicht te wrijven.
Ik hou van honden. Alleen Collin wilde nooit een hond.
Met Kloefs hoofd op mijn schouder en mijn armen om haar nek voelde ik me tot rust komen. Ze stonk en hijgde in mijn nek, maar het boeide me niet.
'Jij zou nooit weggaan, toch?' fluiterde ik tegen haar. 'Nee, dat zou je nooit doen.'
Ik liet haar los en veegde met de rug van mijn hand de restanten van tranen uit mijn ogen.
'Kloef, neer.', zei ik rustig en ze liet mijn schouders gaan. Verwonderd keken de mensen om me heen mijn aan.
'Puppytraining.', verklaarde ik.
'Dat is al de tweede laars van mij die ze aan stukken knaagt. Die andere heb ik al weggegooid.' mopperde de man. Ik was wel blij dat hij de aandacht van mij afleidde.
'Maar wat is dan eigenlijk het probleem?' vroeg het meisje met een lieve stem. Wantrouwend keek de man haar aan.
'Het probleem, juffrouw,' antwoordde hij, 'is dat ze mijn laarzen op vreet!'
'Maar je vertelde dat ze die eerste laars al verpest heeft,' antwoordde hij sarcastisch. 'Ja, inderdaad, die andere heeft ze in stukken uiteen getrokken!'
'Maar wat heb je dan nog aan deze?' vroeg het meisje. Het was wel duidelijk dat ze ervoor zorgde dat ze de woorden zo rustig mogelijk uitsprak, en intussen lief glimlachte naar de woedende man.
'Wat...?' begon hij. Hij leek even te aarzelen en er verscheen een diepe frons op zijn voorhoofd.
'Wat ik eraan heb? Dat is mijn laars! Het waren allebei mijn laarzen, en die twee waren het!'
'Dat is taalkundig niet helemaal goed, Thorn,' zei Edvin naast mij, voordat ik dat kon doen. '"Die twee waren het" kun je zo niet zeggen. Het moet "ik had twee laarzen, en dat waren ze" zijn.'
'O, moet dat?' vroeg de man, die blij naar Thorn heette, en hij liep dreigend op Edvin af.
Een beetje nerveus schoof ik achteruit. Dat ging alleen niet omdat ik al tegen de zijkant van de boot aan geklemd zat.
'Ja, dat weet ik eigenlijk wel zeker,' zei Edvin ernstig.
Thorn hief zijn kunst arm met een haak eraan en zwaaide die vlak voor Edvins gezicht.
'Nou, en dit is een gevaarlijke haak,' dreigde hij. 'Wat zou je ervan vinden als ik daar je hele hoofd mee les zou peuteren?'
Edvin wachtte enkel seconden en antwoordde voorzichtig: 'Ik geloof niet dat ik dat erg fijn zou vinden.'
'Een heel verstandig antwoord', zei Thorn. Hij keek naar de overige benanningsleden. Ik was al nerveus, maar nu voelde ik me nog ongemakkelijker. Deze man bedreigde iedereen met zijn ogen en ik wist niet of hij zijn dreigementen zou waar maken.
Om mij heen werd er driftig met hoofden geschud nee gemompeld.
Behalve door het andere meisje.
'Ik bedoelde alleen maar te zeggen dat jij vertelde dat Kloef die andere laars al had verpest...'
Kloef! Blafte de hond bij het horen van haar naam.
'Hou je bek!' snauwde Thorn tegen de enorme hond, waarna hij zit weer op het meisje richtte.
'Ja, dat is zo,' zei hij.
Het meisje grijnsde gemeen.
'Maar wat heb je dan aan één laars?' vroeg ze.
'Ik was van plan die andere laars te repareren.'
'O ja? En waarom heb je die bij ons vertrek uit Gretagne dan overboord gegooid?'
Thorns gezicht was zo langzamerhand vuurrood van woedde.
'Omdat die idiote hond hem aan stukken had gescheurd natuurlijk!' beet hij har toe.
Ik moet zeggen dat ik het niet begreep. Iedereen lek het vermakelijk te vinden dat ze deze man zo kwaad maakte. Maar zijn dreigende ogen, die waren niet vermakelijk. En dat vonden zij ook niet.
Maar ik had medelijden met de grote man. Dus besloot ik hem te redden.
'Waarom denk je niet aan de andere mogelijkheden?' vroeg ik het meisje.
Ze keek me aan.
'En welke mogelijkheden zijn dat?'
Ik haalde mijn schouders op.
'Je kan laarzen combineren. De één met de ander. Dat doet Brinn altijd met zijn sokken.'
Ik glimlachte naar het verbaasd kijkende meisje.
'Maar dan-' begon ze.
'Ja, dat klopt,' zei ik, 'dan heb je een ongelijk aantal laarzen. Maar stel je nou toch een voor: Kloef hier zo -Kloef!- krijg weer eens één van Thorns laarzen te pakken. Dan heb je toch een backup-laars nodig, vind je niet? Op die manier kan je twee laarzen dragen terwijl je de derde repareerd. De ideale oplossing voor die hele probleem is echter heel simpel.'
Ik stopte en keek rond.
'Iemand?' '
Niemand reageerde.
'Stok,' zei ik simpel.
'Stok?' herhaalde de jongen achter het roer.
'Stok,' bevestigde ik. 'Deze hond -ik aaide Kloef over haar kop- heeft een stok nodig.'
Mensen keken elkaar aan. Hun blikken kon ik niet goed plaatsen. Daar kreeg ik ook de tijd niet voor.
'Aan alles zeilers!' riep de jongen aan het roer. 'We gaan zo overstag!'
O, dolletjes.
Natuurlijk moesten we meer beweging maken op een schip. Stuur het dwars door de golven heen.
Ik sloot mijn ogen en onderdrukte paniek.
'Edvin?'
'Ja?' vroeg de jongen naast me.
'Leidt me af. Alsjeblieft?'
Edvin keek om zich heen en weer terug naar mij.
'Je... Je bent bang voor de zee?'
Stijf knikte ik.
Ooit hield ik ervan. Meer dan van alles. Of het nou zomer was of winter, koud of warm, ijs of water. Ik hield ervan. Maar ik kan het niet. Ik kan niet... kijken. Niet...
'Wauw. Oké. Uhmmm... je had het over Collin. Wie is dat.'
Ik schudde mijn hoofd.
'Niet Collin. Niet nu. Alsjeblieft?'
'Oké dan. Nou, ik ben Edvin. De tweeling daar -hij wees naar de jongens die bij de grootschoot zaten- zijn Ulf en Wulf. Niemand weet ooit wie Ulf en wie Wulf is. Dat daar -hij wees naar het meisje- is Lydia. Hij -de man- is Thorn. Daar aan het roer is-'
'Hal.'
Verbaasd keek Edvin me aan.
'Ja,' zei hij. 'Hoe weet je dat?'
Ik kreeg het benauwd. Jet irriteerde me, normaal ben ik niet zo overgevoeling, en nu, nu had ik hier als liggen janken, had drie keer bijna een paniekaanval gehad en had Edvin laten weten dat ik de zee vreesde.
Maar het is zoveel.
God, bad ik, waarom? Ben ik gek? Of is dit echt? Zeg het me, alstublieft, zeg het met, want ik weet het niet meer.
Edvin Ulf Wulf Thorn Lydia Hal.
Namen uit een boek. Een serie, eigenlijk. Over een aantal jongens die samen een Broerderband vormden. Ze wonnen de competitie en werden de Broerderband van het jaar, maar tijdens hun wacht werd de meest waar de vollen schat van hun thuisland gestolen door de paar Zavac. Ze haalden de Andomal terug met hulp van Thorn en herstelden hun eer. Onderweg kwamen ze Lydia tegen die met hen mee ging naar Skandia.
Maar dit was allemaal maar een verhaaltje. Fictie, geschreven door John Flanagan. Het was niet echt.
Ik leek naar de bemanning.
Hal. Thorn. Edvin. Lydia. Ulf en Wulf. Ingvar pikte ik er zo uit. Hij was idioot lang. De andere waren Stefan, Jesper en Stig.
Dit is gestoord. Maar ik geloof dat ik al eerder heb vast gesteld dat jet totaal geen zin heeft om te beweren dat iets niet kan als er recht voor je neus het tegendeel wordt bewezen.
Automatisch probeerde ik me te herinneren wat ik in de boeken had gelezen. Dat was niet veel. Het waren er zes en ik had ze allemaal gelezen, meer voor Brinn dan voor mij.
Ik weet nog dat er veel vecht scènes in zaten. Erover lezen is niet zo erg, je weet dat het niet de realiteit is, maat nu... Wat moet ik nu?
God? Collin? Iemand? Wat moet ik nu?
'Waar gaan we heen?'
'Araluen.'
Araluen. Araluen.
Ik schakelde mijn gedachten uit.
Ik sloot mijn ogen en bad. Ondertussen aai de ik Kloef om me van de golven af te leiden.
'Gaat het goed?' vroeg Edvins stem. Hij klonk bezorgd.
'Ik ben Collin en mijn thuis verloren, Edvin. Ik waardeer je bezorgdheid, maar zou je me even alleen willen laten? Alsjeblieft?'
Edvin zei niets maar ik hoorden hoe hij wegliep. Zijn laarzen tikten op het dek.
Toen was ik alleen. Alleen met Kloef en met God.
Ik luisterde met mijn ogen nog dicht naar het water en dacht aan de fijne herinneringen in plaats van die ene recente nachtmerrie.
Ik dacht aan Collin en Brinn. Ik dacht aan thuis, en vroeg me af of ik het ooit nog terug zou zien."
JE LEEST
Zuster van de Broederband
FanfictionWat ik nog weet. Ze vraagt me wat ik nog weet. Wat het laatste is dat ik me nog kan herinneren van deze wereld. Ik weet nog dat ik viel. Ik had kunnen vallen voor een oneindigheid, maar dat zou ik niet meer gemerkt hebben. Daarna was er namelijk al...