5.14

83 9 2
                                    

'Ik heb honger. Hebben we iets te eten?'"
"Ulf en ik kwamen er allebei weer helemaal bovenop. Hij duurde niet lang of we verveelden ons beide sierlijk omdat we te veel energie hadden en te weinig te doen.
Maajid wilde dat vooral Ulf rust hield, wat maar voor een deel invloed had.
Toen ik hem in mijn hoedanigheid als tweede stuurman vertelde vertelde dat hij moest blijven liggen, besloot hij meestal dat hij toch wel uit geput was e viel hij in slaap.
Maajid vertelde dat het goed was. Zijn lichaam besteedde veel energie aan het genezen en moest herstellen, zelfs als Ulf lag te stuiteren en rondjes wilde rennen.

Er waren steeds minder mensen met wie Kwa Ri Ban of ik Maajid konden helpen, dus besteedde ik mijn tijd aan andere dingen.
Ra Ming Say vertelde me hoe zijn dorp geplunderd was en hoe hij en zijn vader als slaven waren meegenomen op de Istfana.

Ik kreeg bezoek van een aantal galeikrijgers onder de leiding van Rafal, die me uit de hoogte mee deelde dat zij we ging en.
Ik staarde hem aan. Hij staarde terug alsof hij me uitdaagde er tegenin te gaan.
'Oké,' zei ik hem. 'Ik wens jullie succes.'
Uit het veld geslagen knipperde de gast met zijn ogen. 'Ga je niet...' begon hij.
'Niet wat?' vroeg ik. 'Jullie zijn vrij. Je hoeft je niet bij mij of bij wie dan ook af te melden.'
Na het gevecht en ook daarvoor was Rafal vijandig geweest tegenover Hal en ons allemaal. Toch had ik het idee dat we in een soort van vrede uit elkaar gingen.

Ik vertelde Maajid dat Kwa Ri Ban goed werk had geleverd en dat ik vond dat hij daar een bedankje voor verdiende.
Sommige van zijn leerlingen waren beledigd omdat Maajid de beste genezer was die ze hadden en het dus anders on zou moeten zijn omdat Kwa Ri Ban van hem had geleerd.
Maajid zelf gaf me gelijk en hij kocht een lap simpele stof.
Lang leven tante Tippi, die me had leren naaien.
Ik kreeg het voor elkaar om redelijk fatsoenlijke kleren te maken voor zowel Kwa Ri Ban als Ra Ming Say.

Inmiddels had ik zelf allang zo'n hoofddoek te pakken gekregen die ze hoe allemaal droegen. Geen idee hoe het heet. Die zat in dit vreselijk hete land een stuk beter dan de muts van Jesper, hoe graag ik die ook wilde dragen.

Weer later, toen Kwa Ri Ban dankzij Maajid werk had gevonden, Ra Ming Say tegenover mij zijn exucuses had gemaakt maar zijn vader wilde steunen en Ulf zich weer mocht bewegen, vroeg ik die laatste of hij me een paar beginners lessen kon geven over het hanteren van de twee handbijlen die ik bij elkaar gesprokkeld had.
Hij was blij met iets te doen en hield me de hele dag op de hoogte van het feit dat hij simpelweg wist dat Wulf wist dat het goed met hem ging en dat hij zelf wist dat het goed met Wulf ging.
Op diezelfde manier rende hij op een zeker af naar me toe en riep vol trots dat de Reigers eraan kwamen. Hij was zo enthousiast dat het twee keer zo lang als gewoonlijk duurde voordat ik begreep wat hij zei.
Samen sprintten we naar de haven. Er hoefde niet lang te wachten voor dat we het driehoekige zeil van de Reiger te zien kregen.
Tegen de tijd dat ze de haven in voeren stond Ulf letterlijk van zijn ene been op het andere te springen en kon ik niets anders doen dan lachen.
Ulf duwde één van de havenwerkers opzij en samen meerden we hoogstpersoonlijk de Reiger verder aan.
Op het moment dat het schip de kade raakte en de stootkussens tussen de romp en de kademuur kraak ten, sprongen Wulf en Lydia al ban boord.
Wulf holde naar Ulf toe en Lydia liep een stuk beheersder op mijn af.
Ik sloeg mijn armen om mijn beste vriendin heen, blij haar weer te zien.
'Hoe was jullie rondvaart?' vroeg ik.
'Niet bijzonders,' antwoordde Lydia luchtig. 'We hebben een paar woestijnmannen in de pan gehakt, een paar andere bevriend en Gilan heeft de leider van de schorpioenen overtuigd de tolfah op te heffen.'
Ik knikte goedkeurend. 'Daar kwamen we voor. Dan kunnen we nu weer terug naar Araluen, lijkt me zo.'

Dat ging natuurlijk niet direct.
Edvin begon meteen met het aanvullen van het proviand en Hal, Gilan en Thorn fatsoeneerden zichzelf tevergeefs en wandel den naar Selethen.
Ik begeleidde hen naar de wakir toe aangezien ik de weg in Tabork inmiddels goed kende. Bovendien hadden Ulf en ik zodra Maajid dat had toegelaten onze intrek genomen bij Selethen, in plaats van in de ziekentent.
We troffen de wakir letterlijk tot aan zijn ellebogen in het papierwerk aan.
Ik had hem die dagen dan ook alleen maar tijdens het avondeten gezien.
Ik liet de vier mannen alleen om rustig alles te bespreken en verwees Edvin naar de plek waar hij waarschijnlijk een goed stuk canvas kon krijgen.
Dat was een verzoekje van Thorn: een groot stuk canvas dat bij slecht weer en bij al te felle zon als tentzeil kon dienen.
Als tweede stuurman was het mijn taak om te zorgen dat we voldoende voorraden hadden. Stig, als eerste stuurman, en Edvin, als kok, hielden in de gaten hoeveel we waar van hadden. Ik moest het simpelweg aanvullen.

Zuster van de BroederbandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu