36. Revanche ✔

283 23 3
                                    

Pov Abdullah (oom Anouar)

Eindelijk, hij was dood. Lekker uit de weg geruimd. Mijn broer moest er ook voor sterven, maar dat moest zo zijn. Nu was er tenminste geen twijfel meer over wie de echte Abdullah was.

Hoewel ik natuurlijk niet zal ontkennen dat ik hem ergens diep vanbinnen wel mis.

Ten slotte was hij mijn enige familie. 2 broers het graf in, een tragedie zou je het kunnen noemen, maar voor mij was het net een deur die openging: De deur naar wereldmacht.

Alleen moest ik zien af te rekenen met mijn twee irritante neefjes, dat duo verhindert mijn snode plannen.

Ik belde het nummer van Samir, één van de huurmoordenaars die ik vrij goed ken.

'Ja, hallo?' hoor ik zijn zware stem zeggen.

'Samir! Broer! Alles goed met jou?' begroet ik hem.

'Abdu! Ja goed man, hoe staan de zaken?'

'Perfect, alleen last van 2 etters.' begin ik subtiel.

'Neef bij mij moet je niet beginnen met die subtiliteit, zeg gewoon wat ik moet doen en wat ik ervoor krijg.'

Straight to the point, zulke mensen zijn mijn favorieten.

'Anouar (..) en Badr (...), voor 4000 euro.' zeg in dan.

'Familiezaken, zozo man. Komt voor elkaar, volgende week ten laatste heb je hun lijken.'

Grijnzend leg ik af, nu kan niets of niemand mij meer stoppen.

Pov Anouar

Een leegte zit in mijn hart, ik voelde me incompleet en ik wist ook waarom: hij was weg, dood en hij zou niet meer terugkomen.

Mijn vader, de man die ik vroeger als mijn held zag was weg. Nu pas komt het schuldgevoel boven, hoe ik hem de afgelopen tijd heb behandelt. Ik ben gewoon nooit meer bij mijn ouders langs geweest.

Waar mijn moeder is, weet ik niet, maar ik hoop dat ze veilig is. Zowaar ik Anouar heet, beloof ik dat ik haar ga opzoeken. Ook Badr heeft het er moeilijk mee, hij heeft nooit een band gehad met zijn vader en het feit dat het nu zeker was dat die nooit meer zou komen, maakte hem kapot.

Iedereen heeft nood aan liefde van ouders. Als grote broer voel ik me wel verantwoordelijk voor hem.

Ondanks dat mijn vader dood is, ben ik ergens kwaad op hem. Hij heeft ook nooit moeite voor ons gedaan, hij liet ons gaan zonder pardon.

Oké het ging misschien wel te ver om hem te overvallen, maar je oogst wat je zaait zeggen ze toch.

Na een uur of 2 naar het plafond te zitten staren, vind ik dat het wel goed geweest is: ik sta op en wankel naar Badr.

'Psst, ben je wakker?' fluister ik.

'Ja nu wel ja.' zegt hij geïrriteerd. Lachend ga ik aan zijn bed zitten.

'Alles goed?'

Hij antwoordt niet, het antwoord is nogal duidelijk.

'Komt wel goed, we hebben God nog.' pers ik er met moeite uit; de brok in mijn keel wordt steeds groter. En dan doe ik het: ik laat de tranen over mijn wangen stromen en niet veel later voel ik die van Badr op mijn schouder.

'Waarom zijn wij zo slecht?' snikt hij. Onhandig klop ik op zijn rug, binnensmonds vervloek ik mezelf omdat ik niet tactvoller kan zijn.

Een warme hand pakt de mijne vast en trekt me op het bed van Badr: mijn engel Hayat.

'Sshht jongens, het komt allemaal goed.'

Ze neemt ons allebei bij zich en wrijft over onze haren.

'God beproeft jullie omdat hij van jullie houdt.' zegt ze simpel.

Ik zie dat Badr, ondanks zijn haat voor haar, zich wel veilig voelt bij haar.

Wie ook niet? Ik ben echt trots op haar, ze zou razend moeten zijn op ons, maar toch helpt ze ons.

Badr is in slaap gevallen op haar schouder, als ze dat ziet stopt ze hem voorzichtig in zijn bed en dekt hem toe.

'Kunnen we praten?' vraag ik.

'Je praat nu al? Maargoed, kom mee naar mijn kamer.'

Net als vroeger zaten we met onze benen gekruisd tegenover elkaar. Ik vertelde haar alles wat er gebeurd is in die tijd dat ik weg was, ik liet niets weg, zelfs niet de ontmoeting met het meisje in het park.

'Waaw.' is het enige wat ze kan uitbrengen.

'En jij, wat heb jij allemaal gedaan?' Ze vertelt me dan dat zij lid is van die MSS wat me zou moeten shoqueren, alleen doet het dat niet. Integendeel, eigenlijk ben ik trots op haar dat ze zich inzet voor het goede.

'Ben trots op je, kleine.' plaag ik haar.

Verbaasd maar toch blij knuffelt ze me.

'Ik ben echt blij dat je terug bent.' Ze laat me los en gaat weer voor mij zitten.

'Dus eigenlijk dacht ik zo, volgens mij deed je vader het niet expres. Ik weet bijna zeker dat je ooms erachter zitten.' zegt ze in een adem.

Hier denk ik goed over na, het klopt wel wat ze zegt. Mijn vader was geen agressief type, maar als het zo is dat mijn ooms hiermee te maken hebben, maak ik ze persoonlijk af.

Dan moeten we op onderzoek uit. We gaan morgen.' zeg in dan resoluut.

'We? Anouar, jij en Badr moeten rusten, anders genezen jullie niet. Ik ga en neem een paar van de anderen mee.'

Pov Hayat:

No way dat hij mee zou gaan met ons, veel te gevaarlijk.

Ik huppel naar Hichams kamer en hoor hem hard hoesten. Dat klonk niet zo gezond.

Ik steek mijn hoofd door de deuropening en kijk naar het tafereel dat zich daar afspeelt: Hicham let tranende ogen, een vuurrood hoofd en die zware hoest.

'Hicham, alles okey?'
vraag ik hoewel ik het antwoord al wist.

Ik haast me naar zijn bed en voel aan zijn hoofd: kokend heet.

'Wat heb je met Anouar besproken.' kucht hij.

'Serieus je zit zowat te stikken en je gaat dat vragen?'

Echt weer zo een jongensding. '

Als je het echt wil weten, we gaan morgen naar Abdullah.' geef ik dan toe.

'Ik ga mee.' zegt hij resoluut.

'Ik weet niet hoor Hicham,maar je bent doodziek? Hoe wil je meegaan? Kom, blijf liggen en ik maak wat soep.'

Ik wil opstaan maar hij pakt mijn hand vast.

'Ik ga met je mee Hayat, je gaat geen twee topcriminelen alleen aankunnen.' zegt hij.

'Wel dat zullen we nog wel eens zien.' grinnik ik.

Ik laat hem maar liggen en ga naar de keuken om aan de soep te beginnen.

Xoxoxo DawSatie

Vriend & Vijand Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu