Mijn grootouders woonden in Japan. Elke zomer brachten mijn ouders me daar op vakantie om hen te bezoeken. Ze woonden in een klein dorp en ze hadden een grote achtertuin. Ik vond het heerlijk om daar in de zomer te spelen. Toen we aankwamen, verwelkomde mijn grootouders me altijd met open armen. Ik was hun enige kleinkind, dus ze hebben me verwend.
De laatste keer dat ik ze zag was de zomer toen ik 8 jaar oud was.
Zoals gewoonlijk boekten mijn ouders een vlucht naar Japan en reden we van het vliegveld naar het huis van mijn grootouders. Ze waren blij me te zien en hadden een heleboel kleine cadeautjes om me te geven. Mijn ouders wilden wat tijd op zichzelf hebben, dus na een paar dagen reisden ze naar een ander deel van Japan, waardoor ik onder de hoede bleef van mijn oma en opa.
Op een dag speelde ik in de achtertuin. Mijn grootouders waren in huis. Het was een hete zomerdag en ik ging op het gras liggen om uit te rusten. Ik staarde omhoog naar de wolken en genoot van het gevoel van de zachte stralen van de zon en de zachte bries. Net toen ik op het punt stond om op te staan, hoorde ik een vreemd geluid.
"Po ... Po ... Po ... Po ... Po ... Po ... Po ..."
Ik wist niet wat het was en het was moeilijk om erachter te komen waar het vandaan kwam. Het klonk bijna alsof iemand het geluid zelf aan het maken was ... alsof ze gewoon, "Po ... Po ... Po ..." keer op keer zeiden met een diepe, mannelijke stem.
Ik keek rond, op zoek naar de oorzaak van het geluid toen ik plotseling iets zag bovenop de hoge heggen die de achtertuin omsloten. Het was een strooien hoed. Het rustte niet op de haag, het lag erachter. Dat is waar het geluid vandaan kwam.
"Po ... Po ... Po ... Po ... Po ... Po ... Po ..."
Toen begon de hoed te bewegen, alsof iemand hem droeg. De hoed stopte bij een kleine opening in de haag en ik zag een gezicht naar binnen gluren. Het was een vrouw. Maar de hagen waren hoog ... bijna 8 voet lang ...