hoofdstuk 11

71 3 2
                                    

Hoofdstuk 11

Overal om mij heen hoor ik gehuil en gegil. Overal is lawaai. Ik hoor een sirene, of 2, of misschien 3. Ik weet het niet meer. Ik doe mijn ogen weer open en zie dat er 2 ambulancebroeders naar ons toe komen.

*alles is in het Engels, maar ik schrijf in het Nederlands, zodat mensen die niet zo goed Engels kunnen het toch kunnen lezen*

"Hoe gaat het met jullie? Ergens pijn, of iets dergelijks?" vraagt een ambulancebroeder. "Met mij en met haar gaat alles goed" zegt Milan en hij wijst naar Tess. "Ik heb hele erge koppijn en mijn rechterkant van mijn lichaam doet pijn" zeg ik heel zacht met een gebroken stem. Zonder iets te vragen knipt hij mijn shirt half open. Ik zie dat mijn wond weer open is gegaan. Hij gaat meteen aan de slag met de verzorging van de wond. Verder geeft hij mij een ibuprofen tegen te koppijn, waardoor mijn koppijn snel minder wordt. Maar ik weet het verschil niet meer tussen de koppijn, pijn in mijn hart en de schaafwond. Ik voel me klote en ik weet niet of ik zo wel verder kan leven, zo zonder mijn vader.

Even later is ook mijn wond verzorgt. "Komen jullie maar met ons mee" zegt een van de ambulancebroeders, dus wij lopen achter hem aan. Ik wil eigenlijk niet, maar Milan duwt mij naar voren, zodat ik wel móét lopen. Ik probeer mijn tranen af te drogen, maar tevergeefs, want ze blijven maar stromen. Dan zit ik eindelijk in de auto. Ik wil eigenlijk iets over mijn vader en moeder vragen, maar dat kan ik niet. Ik kijk Milan aan en hij begrijpt mij, want hij vraagt: "hoe gaat het met hun moeder? En wat gaat er gebeuren met hun vader? Waar moeten wij overnachten? Wat gaat er gebeuren met ons?"

"Zijn dat niet jouw ouders dan?" vraagt hij en hij kijkt mij verbaasd aan. ik schud mijn hoofd. "Uhh.. hun moeder is in orde, ze is wakker geworden, maar slaapt nu weer, want ze moet veel rust houden. Familie bepaald wat er gaat gebeuren met de vader, dat bepalen wij niet. Jullie overnachten in het huis van de familie zelf, jij ook, want er komt iemand helpen met het verwerken van jullie trauma. Dus we brengen jullie nu eerst naar het ziekenhuis, naar de moeder en dan brengen we jullie naar huis. Is dat duidelijk? Nog vragen?" Ik luisterde allang niet meer, als ik iets niet weet geeft Milan wel antwoordt. Ik kijk in zijn mooie ogen, maar hij kijkt naar de ambulancebroeder en knikt.

We zitten in een taxi, op weg naar het ziekenhuis. Ik hoop dat mama wakker is, want dan mocht ze meteen mee naar huis. Tenminste dat zei de ambulancebroeder net in de auto. Ik kijk naar Tess, die op mijn schoot in slaap is gevallen. Ze heeft een vreemde uitdrukking op haar gezicht, maar dat zal wel komen door de trauma die ze heeft. Ik staar weer recht naar voren.

Het lijkt wel een eeuwigheid te duren, maar uiteindelijk komen we aan bij het ziekenhuis. Samen met de ambulancebroeder, lopen we door de gangen. Ik zie allemaal zieke mensen, die ons raar aankijken, maar ik negeer ze. Dan komen we bij kamer 328 uit. Wanneer we naar binnen lopen, zie ik mijn moeder liggen. Ze zit te eten. Ze ziet er bleek uit en staart voor zich uit. Meteen wellen de tranen weer in mijn ogen op, maar ik probeer me sterk te houden. Dan kijkt mama opeens onze kant uit, zij huilt wel.

Uiteindelijk rollen ook de tranen bij mij over de wangen. Ik leg Tess aan de ene kant van het bed en zelf ga ik aan de andere kant van het bed liggen. Milan gaat op een stoel zitten, die naast het bed staat. Maar ik besteed nu even geen aandacht aan hem. "Ma.. mam... hij is.." begin ik, maat mijn moeder zegt alleen maar: "shhh... stil maa.. maar... i.. ik" ze haalt een diepe zucht en gaat verder met praten "ik weet het meisje".

Het hele uur heb ik mijn moeder vastgehouden en niks gezegd. Totdat Milan opeens zegt: "de ambulancebroeder zei dat die psycholoog er om 20.00 u zou zijn en het is nu 19.30 u". Ik sta op en zeg: "dan is het nu tijd om te gaan" en ik pak Tess weer op. Milan drukt voor mijn moeder op de rode knop, die naast het bed hangt. Meteen komt er een verpleegster aan. "Wij mochten naar huis van de dokter" zegt hij, met nog steeds een hese stem. "Ja, ja maar natuurlijk, moet ik u even helpen, mevrouw?" vraagt ze vriendelijk met een fake lach op haar gezicht. Als ik er de energie voor had, had ik die glimlach nu van haar gezicht af geslagen. "Nee, het lukt wel, dankuwel" zegt mijn moeder gemeend, maar wel ietsjes bot. Milan helpt mijn moeder uit bed en met zijn vijfen lopen we naar de balie van het ziekenhuis.

"Hallo, kan ik u misschien ergens mee helpen?" vraagt de receptioniste. "Ja, er zou een taxi geregeld worden voor ons, welke is dat?" vraag ik met half hese stem, half gebroken stem. "Ik loop wel even mee" zegt ze en loopt achter de balie vandaan. Met de receptioniste voor ons, lopen we het ziekenhuis uit naar een taxi. We gaan erin zitten, met de spullen die zijn overgebleven. Een uur later zijn we bij ons nieuwe huis.

Het is een mooi groot, wit huis, met een grote voortuin. In de voortuin staan heel veel mooie bloemetjes. We lopen naar binnen. Eerst komen we in een grote hal met in het midden een grote trap. Echt alles is hier groot. Aan beide kanten van de trap zitten 2 deuren. Ik maak de eerste deur aan de linkerkant open. Een meterkast. Dan doe ik de deur daarnaast open. Een toilet. Ik loop naar de andere kant en doe daar de eerste deur open. Een loungekamer. Daarnaast zit de woonkamer. Alles is strak afgewerkt in mooie witte en grijze tinten. We gaan met zijn allen op de zachte, grote bank zitten en wachten totdat de bel gaat.

One girlWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu