Hoofdstuk zeven.

589 19 2
                                    

                  

Ik schrik van een harde donderklap en open mijn ogen. Ik wikkel de lakens strak om me heen en zie door de dunne gordijnen de flitsen terwijl ik hoor hoe de regen tegen de ramen spettert. Ik hoor hagel op de vensterbank belanden en meteen gaat het ergste scenario door mijn hoofd van de hagel die hier zo door de ramen breekt terwijl er een bliksemflits achteraan gaat. Ik grijp de lakens nog strakker vast en voel mijn ademhaling automatisch versnellen. Ik kijk naast me en zie dat Kaj met zijn rug naar me toe ligt te slapen. Zijn haren liggen wild over het kussen en zijn hoofd heen terwijl zijn schouder zachtjes en rustig op en neer gaat. Nog een harde klap volgt en automatisch begin ik te piepen. Gelijk trek ik de lakens voor mijn mond en bijt er met mijn tanden in terwijl de flits volgt. Of ik me hier veilig voel? Totaal niet dus. Ik wil aan de ene kant Kaj wakker maken, maar ik snap het nut er niet van. Hij slaapt zo vredig en ik heb er toch niets aan als hij wakker is, het enige wat hij waarschijnlijk zal doen is zeggen dat er niets kan gebeuren en dat ik weer gewoon moet proberen te slapen....

Ik pak mijn telefoon die op mijn nachtkastje naast me licht en bekijk de tijd. Mijn meldingen zijn leeg, niet gek als iedereen slaapt. Het digitale klokje op mijn vergrendelscherm, boven het hoofd van Luke Hemmings waarvan ik een foto op mijn achtergrond heb, geeft aan dat het nu drie uur in de nacht is.
Ik zucht weer en schrik meteen van een harde klap, dit keer is mijn piep nog harder en gelijk sla ik mijn hand voor mijn mond, maar het is te laat. Kaj draait zich om en zijn slaperige ogen kijken me aan. 'Alles oké?' Vraagt hij terwijl hij ook overeind komt zitten. Ik schud bang mijn hoofd en ik zie weer de flitsen door de gordijnen heen komen. 'Ben je bang van onweer?' Vraagt hij zachtjes. Ik haal diep adem en trek mijn schouders op. 'Normaal niet, maar omdat ik in een vreemde omgeving ben denk ik wel.' Weer hoor ik een harde klap en duik gelijk weg. Kaj grinnikt zachtjes. 'Sorry.' Zegt hij echter gelijk als hij ziet hoe bang ik hem aankijk. 'Ik heb een idee, pak je kussen en dekbed.' Vragend kijk ik hem aan. 'Doe nu maar gewoon.' Ik knik en sta op vanuit het bed. Ik grijp zo snel ik kan het dekbed en mijn kussen, en zie dat Kaj hetzelfde doet. Hij loopt voor me uit en gooit de spullen op de bank. Hij loopt naar de openhaard en zet deze aan, en ook de tv. Ik ga op de bank zitten en sla de lakens om me heen terwijl Kaj juist naar de keuken loopt. Hij rekt een kastje open en pakt twee grote witte mokken eruit. Niet veel later heeft hij uit een ander kastje een pan gepakt en zet deze op het vuur. Ik zie hoe hij een pak melk pakt en deze in de pan schud terwijl hij daarna opzoek gaat naar iets anders. Hij blijft een tijd zoeken en ik word nieuwsgierig naar wat hij van plan is. 'Wat zoek je?' Vraag ik dan uiteindelijk maar. 'Heb jij misschien iets van chocolade?' Meteen worden mijn wangen rood en kijk ik hem betrapt aan. 'In mijn tas in de slaapkamer.' Geef ik dan toe. Kaj glimlacht alleen maar en verdwijnt de slaapkamer in. Ik kijk naar de tv, de centrale zender van het park waar we zijn, en waarop uitgezonden wordt wat er allemaal te doen is en hoe alles eruitziet. Ik hoor de regen nog steeds hard tikken op de schuifdeuren en ook de flitsen zijn nog te zien ondanks dat we het licht aan hebben hier. Ik schrik van de volgende donderklap en hoor Kaj weer zachtjes gniffelen. Ik had helemaal niet door dat hij weer terug was in de keuken.
'Je mag best stoppen met me uit te lachen.' Mompel ik zachtjes. Kaj lacht nu juist weer. 'Ik kan er niets aan doen, je bent gewoon schattig.' Het komt er binnensmonds uit, maar ik kan het verstaan en wordt er gelijk verlegen en warm van. Ik besluit dan ook maar niets te zeggen en wacht tot Kaj met de twee mokken naar de bank toe komt. Hij zet ze voor mijn neus neer en nu dringt pas tot me door dat hij chocomel heeft gemaakt. 'Chocomel? Midden in de zomer?' Vraag ik hem lachend. 'Als je wil en durft mag je van mij de gordijnen optrekken, maar wat je dan ziet noem ik geen zomer.' Ik kijk Kaj aan en knik als teken dat ik hem toch wel gelijk moet geven. Ik pak de mok aan met een bedankje en neem een klein slokje. Hij is niet echt heel warm, maar wel lekker. Kaj komt naast me op de bank zitten en gooit zijn deken ook over hem heen. In stilte kijken we naar de tv terwijl ik voel hoe Kaj bij me in de buurt zit en ik het geknetter van de openhaard hoor. Het weer is nog steeds niet stil en het knalt nog aan alle kanten, maar ik voel me ineens een stuk meer op mijn gemak, en een stuk minder bang.

De weddenschap - Kaj van der Voort ✔.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu