Hoofdstuk 13

92 9 0
                                    

POV Tony
Een hele tijd had ik niet door waarom we gestopt waren, maar toen ik een kreet hoorde wist ik dat het foute boel was. Ik en Goldur keken elkaar even geschrokken aan, omdat we de kreet herkend hadden, net als Will en Tigerai, die meteen van hun paarden af sprongen. "Silferina!" roept Tigerai terwijl hij zich een weg naar voren probeert te banen. Ik en Goldur gingen meteen achter hun aan. Wat is er aan de hand? Een ding wist ik zeker. Als ze Silferina iets aan doen, zijn ze nog lang niet jarig. Wie die 'ze' ook waren.

POV Silferina
Auron zakte met een kreun op de grond, terwijl de oude man zijn stok weer terug trok. Auron was vol in zijn zij geraakt, wat hopelijk niet dodelijk zou zijn. Ik wilde naar hem toe gaan, maar de oude man hield me tegen. "Maak je geen zorgen om de kapitein, die komt er wel weer bovenop." Hij wijst zijn stok naar mij. "Jij daarentegen-" "Genoeg!" roept een nieuwe stem. Vanuit de begroeiing kwam een lange, slanke man met sluik, zwart haar tevoorschijn, met achter hem een hele groep van woest uitziende mannen. De man had over zijn rechterwang een enorm litteken lopen, van zijn slaap tot zijn mondhoek. Hij klopt de oude man op zijn schouder. "Ik regel het wel met haar." Wijdbeens gaat hij voor me staan, terwijl hij mij en de mensen achter me eens goed bestudeert. De Emaraanse soldaten hadden allemaal hun wapens getrokken, maar ze vielen niet aan. Twee mannen van de mensen die achter de man met het sluike haar uit de begroeiing tevoorschijn waren gekomen sneden de weg tussen mij en de soldaten af. Ik was meteen op mijn hoede, me ervan bewust dat ik omsingeld was. "Marijn is de naam." zegt de man met het litteken, die uit de kring stapt en voor me gaat staan. "Ik ben de baas van de Opalen." Oh geweldig. Heb ik weer. Marijn grijnst naar me. "En klopt het dat ik de eer heb prinses Silferina voor me te hebben?" Ik trek mijn wenkbrauw op. Hoe weet hij dat? Voor ik daar nog over na kon denken werd mijn aandacht door iets anders getrokken. "Hé!" roept Marijn opeens. "Een verkeerde beweging en ik maak haar in een keer af!" Ik draai me om en zie dat de Emaraanse soldaten dichterbij waren geslopen met wapens in de aanslag, in de hoop mij uit die kring te kunnen helpen. Marijn slaat zijn arm om me heen en dwingt me op mijn knieën te gaan zitten door zelf te hurken. Ik kon me niet bevrijden uit zijn greep, wat ik ook probeerde. "Kijk kleine meid." fluistert hij in mijn oor. "Dit kan op de moeilijke, en op de makkelijke manier." Marijn wijst naar de soldaten. "Zeg ze naar achteren te lopen en we vermoorden ze niet. Je wilt toch geen levens op je geweten hebben?" Ik draai mijn hoofd weg en probeer weer uit Marijns greep te komen, maar hij verstrakte die alleen maar. "Geloof je me niet?" vraagt hij zacht. "Nee." zeg ik absoluut. "Ik geloof je niet nee." Marijn lacht. "Ik mag je. Maar toch zal ik je moeten teleurstellen." Hij wijst een hoger gelegen punt op de berg aan. "Daar staan zo'n tien boogschutters, klaar om als ik het teken geef iedereen hier te vermoorden. Aan de overkant staan er ook tien, en iets verderop is een groepje op de weg gekomen. Jullie zijn in de val gelopen, of je het nou wil of niet." Op de plekken die hij aanwijst zijn inderdaad schimmen te zien. Maar of het bandieten zijn? Misschien zijn het poppen van stro en probeert Marijn me erin te luisen. "Tik tak, de tijd loopt kleine meid. Je moet nu beslissen, of anders beslis ik voor je." sist Marijn. Durf ik het risico te nemen? "Ga maar weer terug." zeg ik schor. De Emaraanse soldaten kijken me verbaasd en geschokt aan. "Ga terug! Dat is een bevel!" roep ik dan. Marijn verstevigt zijn greep en grijnst, terwijl de Emaraanse soldaten verslagen en verward naar achteren stappen. "Ik wist dat ik je omver kon krijgen." zegt hij zacht. Ondertussen zag ik dat Tigerai, Will, Tony en Goldur door de soldaten heen liepen, maar ze werden tegen gehouden door Dian en een paar andere Emaraanse soldaten. Jenny zat lijkbleek naar Auron te staren, maar ze zat nog op haar paard. Auron leek het niet lang meer te redden. Hij kreunt en haalt heel langzaam adem. "Mogen ze de kapitein wel even wegslepen?" vraag ik. Marijn grinnikt. "Ja hoor, zo genereus ben ik wel. Maar dan gaan wij even een paar stappen naar achteren, anders kunnen ze ons aanvallen, en dat willen we natuurlijk niet." Marijn geeft zijn manschappen een teken en sleept mij mee naar achteren, tot ze op tien meter afstand van de kreunende Auron waren. "Haal jullie kapitein maar even op!" roept Marijn naar de soldaten. "Zonder wapens graag, anders doe ik jullie kleine prinses wat!" De situatie was hopeloos. Tigerai raakte van slag toen hij mij en Auron zag, Goldur wilde schreeuwen, Will probeerde een uitweg te bedenken, Jenny was nog steeds helemaal wit en Dian deed zijn zwaard af om Auron te gaan halen. Tony verstijfde toen hij mijn benarde positie zag. Onze blikken kruisen. Ik glimlach zwakjes. Tony's ogen bleven even hangen, maar toen begon hij net als Will de omgeving te onderzoeken, op zoek naar een uitweg, een manier om uit deze situatie te komen. Maar die is er niet. Er is geen enkele manier om hieruit te komen. Ik omklem voorzichtig, zodat het niet opgemerkt wordt door Marijn, mijn Saksische mes. Er is geen enkele manier om uit deze situatie te komen, tenzij er iemand nu in actie komt en verwarring veroorzaakt. En hoe het ook af gaat lopen als die verwarring veroorzaakt is, er is dan in ieder geval wel een kans dat iemand ontsnapt en hulp gaat halen. Of gewoon vlucht, het maakt me niet zoveel uit op dit moment. Ik hoop alleen dat degenen die ontsnappen de mensen zijn waar ik om geef. Will, Dian, Auron, Jenny, Goldur, Tigerai en Tony. Zolang zij ontsnappen is alles best.

De Grijze Jaagster, deel 4, VerraadWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu