Hoofdstuk 5

116 10 0
                                    

POV Silferina
We zijn achter slechts een ding gekomen door die ondervraging: ze werkten allebei voor iemand die hen brieven stuurt en zichzelf 'de Baas' noemt. Ze kennen hem of haar niet persoonlijk, alleen via die brieven. Als ze een opdracht goed uitvoerden kregen ze geld. Maar als ze een opdracht slecht uitvoerden kwamen er 's nachts gasten die hen pijnigden, dingen in de fik staken, dingen stalen die dierbaar waren of - en dat hadden ze uit verhalen gehoord van andere werknemers die dat lot ondergingen - vermoordden ze hen. Ze hoorden dus bij een groep die door een iemand geleidt werd, een dictator. Meer wisten ze ook gewoon niet. Ik speelde de hele verhoring lang 'onschuldig' met mijn mes, waarmee ze nog zenuwachtiger werden. Maar ook dat leverde niks nieuws op. Helaas niet. "Hoe kan het dat ze niet weten wie hun baas is? Ik bedoel, je weet toch wel ìèts?" zegt Goldur als we buiten zijn. Will haalt zijn schouders op. "Ze zijn gewoon een tussenpersoon, meer niet. Waarschijnlijk snapt die baas van ze wel dat hij-" "Of zij." onderbreek ik Will. Will rolt met zijn ogen. "Of zij, dat wilde ik net zeggen Silferina." Ik glimlach naar hem. "Goed, om mijn verhaal te vervolgen, ik denk dat de Baas slim genoeg is om te snappen dat het niet handig is om iedereen je gezicht te laten zien, maar met tussenpersonen te bedenken. Of Robert en Barn liegen nog steeds, maar laten dat op de waarheid lijken." "Als dat waar is mag ik ze spietsen." zeg ik vrolijk. Tony rolt met zijn ogen, maar ik zag een glimlach op zijn lippen. Goldur grijnsde. "Ja Silferina, dan mag jij met ze spelen, of ze spietsen." "Moeten we pap en mam eigenlijk niet vertellen over die baas? Als Robert Silferina moest ontvoeren van de Baas, kan het nog best wel eens zo zijn dat we in gevaar zijn." zegt Tigerai ernstig. Meteen voelde ik dat de sfeer veel serieuzer werd. Tony fronste zijn wenkbrauwen in een nadenkende frons, Will's glimlach verdween van zijn gezicht, Jenny werd een beetje bleek, Goldur kauwde op zijn lip en ik begon aan mijn shirt te frommelen. "We kunnen dan het beste nu vertrekken." zegt Tony na een tijdje. "Als we dan nu nog een dagje reizen komen we in de bergen, en als daar uit zijn, zijn we in veilig gebied." De rest knikt. "Laten we maar gaan pakken en organiseren dan. Silferina, Jenny?" Ik en Jenny kijken allebei naar Will. "Laten jullie de gevangenen even vrij?" Ik glimlach. "Met plezier." Ik trek Jenny voor ze kan protesteren mee en loop weer terug naar het huisje. We hadden ze expres even laten zitten, om nog even te doen alsof we overlegden over hun verhaal. Toen ik naar binnen stapte werden Roberts ogen groot. "Oké! Ik zal het zeggen! Ik moest een bericht naar de bendeleider van De Opalen, om jullie in de bergen te overvallen! De brief was net weg, toen jullie aankwamen! De Baas zei dat ik het doen moest, maar ik weet echt niet wie de Baas echt is! Echt niet!" roept hij in paniek. Barn knikt. "Robert heeft gelijk, meer weten we niet. We zijn maar tussenpersonen! Dood ons niet!" Ik buig me naar Jenny toe. "Denk jij wat ik denk?" "We moeten de rest waarschuwen." Ik knik, terwijl ik naar Robert en Barn kijk. "Waarschuw jij ze? Dan maak ik ze wel los." Jenny knikt en rent het huisje weer uit. Ik grijns naar Robert en Barn. "Ik zou het zo leuk vinden hè, als ik jullie nu mocht pijnigen." Barn schudde de hele tijd met zijn hoofd en probeerde bij me weg te komen, terwijl Robert wit werd, maar toen tot bedaren leek te komen. "Zou?" vraagt hij. Ik knik. "Maar eigenlijk moet ik jullie nog iets vragen." Ik kniel voor hem neer, zodat we op ooghoogte van elkaar komen. "Waar wilde de Baas dat De Opaal die overval pleegde?" "Ergens in de bergen, dat zei de Baas. Ergens in de bergen moesten ze jullie overvallen en iedereen gevangen nemen. De koningskinderen moesten dood, met de rest mocht De Opaal zelf weten wat ze deden." Dit klinkt als iets van verraad. Bijna niemand wist dat wij mee waren, dus ergens in ons midden is een spion. Of op het paleis, dat kan ook nog. Laat ik de rest de komende tijd maar even in de gaten gaan houden. Ik sta weer op en snij de boeien van Barn en Robert los, die verbaasd over hun polsen wreven. "Jullie mogen gaan." Ze bleven even zitten. "Verdwijn uit mijn ogen." zeg ik, dit keer iets minder vriendelijk. "Ik heb nog steeds een mes in mijn handen weten jullie?" Robert en Barn wisten opeens niet hoe snel ze dit huis moesten verlaten en renden achter elkaar naar buiten, waardoor ze bijna tegen Tony op botsten. Die keek ze een beetje verbaasd na. "Zo, ook weer gedaan." zeg ik droog.

POV Tony
Ik kijk verbaasd naar Robert en Barn, die zo snel als ze konden het terrein af renden, alsof er een monster achter ze aan zat. "Zo, dat ook weer gedaan." zei Sil droog. Ik draai me naar haar om. Ze had haar Saksische mes in haar handen en keek een beetje vermoeid en chagrijnig naar de plek waar Robert en Barn waren verdwenen. "Gaat het?" vraag ik. Silferina ploft neer op een stoel en leunt achterover. "Nee. Ik ben moe van al dat gevaar waarin we ons de hele tijd verkeren. Ik bedoel, mogen we dan niet even een adempauze voor er weer een nieuw gevaar zich op ons stort?" Ik glimlach naar haar en ga naast haar zitten. "Dan heb je het verkeerde beroep gekozen Sil. We zullen voortdurend in gevaar zijn." Silferina glimlacht naar me. "Weet ik. Is het verboden dat ik klaag ofzo?" Ik schud mijn hoofd. "Nou dan. Ik wil ook gewoon even een dag vrij. Punt." zegt Silferina, waarna ze tegen me aan leunt. Ik laat mijn hoofd op de hare rusten en pak haar hand vast. "Zolang jij bij me bent, vind ik alles best." fluister ik. Silferina bloost. "Vind ik ook." fluistert ze terug, nog steeds blozend. "Vind ik ook."

De Grijze Jaagster, deel 4, VerraadWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu