Hoofdstuk 18

88 8 2
                                    

POV Silferin
Ik moet zeggen, het verlaten dorp was een verassing voor me. De meeste dorpen in Emara hebben sowieso wel iemand in het dorp rondlopen, maar hier was het angstvallig stil. Danser hinnikt zenuwachtig. Laten we hier snel doorheen lopen, ik mag het hier niet zo. Ik klop haar in haar nek. Danser had alle recht om onrustig te zijn, maar we werden omringd door de soldaten, dus alleen van bovenaf kon er iets op ons neerkomen. Ik scan de ramen af, maar nergens zag ik een verdachte schaduw of beweging. Vreemd. Heel vreemd. "Er is niemand, maar dan ook echt helemaal niemand." zegt Goldur zacht. Tony kijkt vol afschuw naar een plek voor de soldaten, waar nu de meeste gezichten ook naar gekeerd zijn. "Er is wel iemand." zegt Tony zacht. Ik probeer te kijken, maar toen bereikte de geur van rottend vlees mijn neusgaten. "Alleen zijn die mensen allemaal dood." vervolgt Tony, nog steeds zacht pratend. Ik hoef geen lijken te zien, dus rijd ik naar achteren en probeer mijn walging te verbergen. Uch, ik moet nog steeds aan het idee van lijken wennen. Op zich heb ik geen probleem met dode mensen, tenzij het onschuldigen zijn of ze op een heel wrede manier met veel bloed en pijn verwrongen gezichten voor me liggen. Dan krijg ik neigingen te gaan kotsen. Waarom? Omdat die mensen me dan zo aankijken van: had jij hier niet iets aan kunnen doen? Dan verzint mijn brein een reden dat ik dat wel had kunnen doen en voel ik me schuldig. En word ik misselijk. Danser hinnikt bezorgd. Gaat het wel? Ik klop haar in haar nek en stijg af. "Ik ga enkel even een rondje lopen, oké? Blijf." beveel ik. Danser hinnikt opnieuw, maar bleef wel staan. Ze zou ook niet meer dan tien meter verder dan dit punt gaan, want dat is haar zo geleerd. Ik loop de hoek om en laat Danser bij de rest achter. Er waren een paar Emaraanse soldaten die me vroegen waar ik heen ging en als ik antwoordde dat ik een rondje wilde lopen vroegen of ze mee moesten. Elke keer weer zei ik dat dat niet nodig is en ik niet ver zal gaan. Een half uurtje, langer zou ik niet weg zijn. Ja, ze mochten het klokken. Als ik eindelijk alleen ben loop ik direct naar het bos naast het dorpje. Nu nog hopen dat daar geen lijken zijn.

POV Tony
De stapel lijken was geen pretje om te zien. Sil was al naar achteren gereden, en nu dreigt Jenny dat ook te willen. "Ik moet overgeven." piept ze. Goldur roept iets naar een soldaat en even later kwam die met een lege emmer aangelopen. Jenny pakt de emmer dankbaar aan en begint met het legen van haar maag. Ik had me maar vast omgedraaid om het niet te hoeven zien, maar het geluid was erg genoeg om me af te vragen of Jenny niet per ongeluk haar maag eruit braakte. Ergens snap ik nu wel dat Silferina naar achteren was gereden. Lijkt me een goed plan. "Zullen we anders even naar achteren rijden?" vraag ik als Jenny klaar is. Jenny knikt zachtjes, met een doodsbleek gezicht en iets op haar wang. Wat dat iets was hoefde ik eerlijk gezegd ook niet te weten. Jenny stijg met de hulp van Goldur af en loopt steunend op Goldur naar achteren, terwijl ik ook afstijg en de teugels van hun paarden en Bellado pak. Die moest nog eens even overgeven, is Bellado's commentaar. Ik trek een grimas. "Ik snap het wel hoor." mompel ik. Ik ook, maar dat neemt niet weg dat het een hevige overgeefbui was. Als Danser hier was geweest had ik daar niet op kunnen letten, dan was ik eerder bezig met haar gerust stellen, zoals een echte heer dat doet. Waarom deed jij dat niet bij Silferina? "Omdat ik er niet mee bezig was." antwoord ik naar de waarheid. Er lag een stapel lijken voor me, hoe kan ik me dan ergens anders dan dat afschuwelijke aanblik concentreren? Je zou haar even moeten opzoeken. Gut, tips krijgen van mijn paard in hoe ik moet handelen. Ik geef Bellado en de andere twee paarden aan een Emaraanse soldaat en ga op zoek naar een gezicht die ik ken. Jenny en Goldur lopen naar een steen waar Jenny even kan zitten, Will was in gesprek met Auron en Tigerai was ergens, waar kon ik niet zien. Achter Auron stond een soldaat te wachten, ongeduldig als ik het goed heb. "Will!" roep ik naar het tweetal toe, me niet bekommerend dat ik hun gesprek onderbreek. "Heb je Silferina gezien?" Will draait zich naar mij om, waardoor de soldaat de kans kreeg om Auron op de schouder te tikken en zijn mededeling af te geven. "Nee." antwoordt Will. "Ben je haar kwijt?" Ik rol met mijn ogen. "Ze reed even naar achteren toen we bij de stapel lijken waren. Wat gaat daar eigenlijk mee gebeuren?" "We gaan ze begraven." antwoordt Will. "Het zou niet goed zijn ze voor de aaseters over te laten. Deze mensen zijn op een wrede manier vermoord, dit is het minste wat we konden doen." Auron trekt een somber gezicht. "Wat is er? Is het gat te groot om te graven?" vraagt Will. Auron schudt zijn hoofd. "Deze soldaat rapporteerde net dat hij Silferina gesproken had en ze even een half uurtje was gaan lopen." "Dus?" vraagt Will. "Wat is het probleem?" "Nou..." begint Auron een beetje mismoedig. "Hij probeerde me dat al een half uur te vertellen. Als Silferina niet in het kamp te vinden is zijn we haar kwijt." Een bang gevoel klampte mijn hart vast. Terwijl Auron en Will meteen in het kamp rond begonnen te vragen naar Sil was het enige wat ik kon doen stilstaan en een zin de hele tijd in mijn hoofd herhalen. Niet opnieuw.

POV Silferina
Even door het bos wandelen was best aangenaam, hoewel ik het gevoel had de hele tijd bekeken te worden. Dat was vast een of ander wild dier dat ervoor wilde zorgen dat ik niet te dicht in de buurt kwam, klaar voor actie. Maar goed, het fijne van de wandeling was dat het zo rustgevend was en mijn gedachten over de lijken wegvaagde. Eigenlijk al mijn zorgen. Helaas kwamen die dubbel zo hard terug toen ik weer in de richting van het kamp liep. Er is een verraad gaande, mensen in Emara willen mij en mijn familie dood of anders geknield voor hen op de grond zien, mensen worden vermoord door wrede bendes... Het ergst van al vind ik dat laatste nog. Onschuldige mensen worden wreed vermoord, enkel omdat er even een bende langs kwam. Dat is gewoon niet juist, helemaal niet juist zelfs. Een krakend takje trekt mijn aandacht en sleurt me uit mijn gedachten. "Wie is daar?" vraag ik, met mijn hand op mijn Saksische mes. Niemand antwoordt. Ik laat mijn schouders weer zakken en loop verder, maar mijn hand bleef op mijn mes rusten. Geritsel in de bladeren deed me weer omdraaien, om alweer niemand te zien en alweer geen antwoord te krijgen op 'wie is daar?'. Als ik me omdraai voel ik opeens twee sterke armen mij van bovenaf grijpen. Tsja, ik heb het zelf ooit ook gedaan, bij de kinderrovers, en weet daarom hoe dit zo kan. Als je een aanvaller of gewoon iemand verwacht, kijk je om je heen. En niet omhoog.

De Grijze Jaagster, deel 4, VerraadWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu