Hoofdstuk 21

74 8 0
                                    

POV Tony
Na een tijdje ben ik zelf maar het bos in gegaan. Het is beter als ik dat doe dan dat ik mijn mantel op ga eten omdat ik me ongerust maak. Beter iets dan niets te doen hebben in deze situatie, weet ik uit ervaring. In het bos was het rustig, te rustig bijna. Dat betekent meestal dat er iets gevaarlijks door het bos heen sluipt. Voorzichtig loop ik door het bos heen, met in mijn achterhoofd dat ik naar Sil moet zoeken en me geen zorgen hoef te maken over vogels die niet zingen, hoewel dat natuurlijk wel vreemd is. "Wat bedoel je met 'we hebben haar niet gevonden'? Het bos is groot hoor! En ik wil haar hier, levend!" roept een bekende stem. Ik verschuil me meteen achter een boom en trek de kap over mijn hoofd. "Maar baas-" "Niks baas!" roept Marijn kwaad. Hij werd omringd door een aantal bendeleden die er allemaal erg ongelukkig uitzagen. "Jullie vinden haar! Hier, nu, vandaag! Ze mag niet weer ontsnappen." Marijn stampt de kruk die hem overeind hield in de grond. "Begrepen?" "Ja baas." klinkt een koor van ongelukkige stemmen, waarna ze zich opsplitsten en Marijn en een andere man alleen achterblijven. Ik hou mijn adem in en blijf zo stijf mogelijk staan als een paar bendeleden voorbij komen lopen, maar gelukkig werd ik niet gezien. En ik heb ook al een vermoeden wie Marijn wil pakken. "Waarom kan niemand eens doen wat ik wil?" sneert hij boos. "Geen idee baas." zegt de man die bij hem bleef. "Maar we hebben een bericht vanuit het paleis. Ze zegt dat de Baas wil dat we opschieten." Daar heb je die 'baas' weer. Misschien is het verstandig als ik even blijf staan om te luisteren. "Opschieten? Waar zijn we mee bezig? Wat denkt die Ruby wel niet, dat we haar schoothondjes zijn?" Ruby? Wie is dat nou weer? "Geen namen baas." zegt de andere man met rollende ogen. "Dat heeft u zelf gezegd." "Ja ja." Marijn wuift de opmerking weg. "Zeg haar maar dat ik alles doe wat ik kan, maar ik aan die idioten van een bendeleden niet echt veel heb. Oh, en dat de Tiraknése wolfshond die we hadden gekregen is gedood door prinses Silferina, die irritante, kleine prinses die elke keer weer uit mijn klauwen ontsnapt." Sil? Dus ze is nog in leven! Het enige nadeel is dat de bende van de Opaal achter haar aan zit. Ach ja, dat lossen we zo wel weer op. Ik sluip weer weg, met mijn ogen op het tweetal gericht. Als ik er zeker van ben dat ze te druk bezig zijn met elkaar om op mij te letten ren ik naar het dorp. Plotseling bots ik tegen iemand op. Met een harde bons kom ik op de bosgrond terecht, terwijl degene tegen wie ik opbotste wankelend achteruit loopt. Het was niet Silferina, daarvoor was deze man iets te groot en gespierd. "Hé, jij hoort bij die Emaraanse soldaten." zegt de man verbaasd met een lage stem. "Wat doe jij nou hier?" Ik antwoordde niet, tenzij je zijn benen onder hem vandaan schoppen, over hem heen springen en wegrennen een antwoord vindt. Ik niet, laten we het daar maar op houden. De gespierde man kwam niet achter me aan, daarvoor was hij te verbaasd denk ik. Laat ik maar hopen dat hij te verbaasd was dat een jochie die veel kleiner dan hem is hem omver had gekregen door zijn benen onder hem vandaan te schoppen om Marijn en die andere man te vertellen dat hij me gezien had. Oh, en dat hij mijn gezicht en andere uiterlijkheden niet zo goed gezien had. Anders heeft niet alleen Sil, maar ook ik een groot probleem met de bende van de Opaal. Groter dan de rest dat heeft dan.

POV Silferina
Na een tijdje wandelen kom ik weer bij het dorp aan, waar alle soldaten in rep en roer bezig waren met weet-ik-veel-wat. Verbaasd sta ik een tijdje toe te kijken. Dan tik ik er een op zijn schouder. "Sorry dat ik je stoor, maar waarom is iedereen zo druk?" vraag ik hem. De soldaat grijpt me meteen toen hij me herkende bij de schouders, tilde me op en droeg me over zijn schouder weg. "Hé!" roep ik boos. "Sorry hoogheid, maar u moet even zo vlug mogelijk naar Tigerai gebracht worden. We waren erg ongerust, vooral uw broers en vrienden. Vandaar dat we zo bezig waren." zegt de soldaat, waarna hij tegen anderen begon te roepen dat hij me gevonden had. "Dat betekent niet dat ik niet zelf kan lopen!" roep ik, maar de soldaat negeerde me, met opzet. Grommend probeer ik me los te wurmen, maar dat leverde enkel op dat de soldaat me nog steviger vasthield. "Sorry hoogheid, maar zo weet ik zeker dan u niet opeens wordt weggegrist door iemand." verontschuldigde de soldaat zich. Ik grom. Wat heb ik toch een leuk leven hier en daar. Blijkbaar mag ik niet zelf lopen vanwege een of andere veiligheidsreden. Aaron had gelijk, Emaranen denken eerder aan vechten en alles wat daarmee te maken heeft dan andere dingen. "Hoogheid!" roept de Emaraanse soldaat naar iemand die ik niet kon zien. "Ze is weer terecht!" "Silferina!" roept mijn broer Tigerai. De Emaraanse soldaat zet me neer - eindelijk - en voor ik ook maar iets kon doen werd ik in een wurggreep - oké, knuffel, maar het voelde als wurgen - genomen door Tigerai. "Waar was je?" vraagt hij. Volgens mij huilt hij, zo klinkt zijn stem in ieder geval. "Euh... Huil je nou?" "Van geluk." antwoordt Tigerai. Dan laat hij me los en sleurt me mee naar weet-ik-veel-waar. "Goldur! Ze is weer terecht!" roept hij. Naast het bos zie ik Will, Jenny en Godur staan. Goldur rent meteen naar me toe en knuffelt - wurgt - me ook meteen. "We waren zo ongerust." mompelt hij. "Dat heb ik door. Ik ben zojuist het hele dorp door gedragen door een Emaraanse soldaat die het blijkbaar niet nodig vond dat ik zelf liep, terwijl ik daar toch echt toe in staat was. Heb ik even het hele dorp door gehobbeld op zijn schouder, tot hij Tigerai vond en mij weer neerzette." Goldur begon heel hard te lachen, waarna hij even aan de kant stapte om Jenny en Will even de ruimte geven om me te knuffelen. "Waar ik Tony eigenlijk?" vraag ik na een tijdje. Hij stond niet bij Will en Jenny, en in het dorp zag ik hem ook niet. Will kreunt. "Zeg me nou niet dat we weer iemand kwijt zijn."

De Grijze Jaagster, deel 4, VerraadWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu