Hoofdstuk 6

116 9 1
                                    

POV Silferina
Een paar minuten later waren we alweer op weg naar de bergen. Vanuit daar zouden we makkelijk via de hoofdstad naar het paleis kunnen reizen. Ik reed naast Jenny, die nog een beetje bang was door wat we zojuist ontdekt hadden. Ergens in de bergen gaan mensen van de Opalen ons aanvallen, mij, Tigerai en Goldur doden en de rest gevangen nemen. Ik probeer haar al de hele tijd gerust te stellen, maar Jenny weigert koppig haar angst op te geven. "We gaan ons echt niet gevangen laten nemen. We gaan die bende gewoon even op hun kop geven en weer verder." zeg ik. Jenny schudt haar hoofd. "Ik geloof er niet in. Een gewaarschuwd mens telt voor twee, en als je bang bent ben je alerter dan anders, dus denk ik dat het beter is als je me gewoon laat. Bovendien houd ik niet zo van hoogtes, weet je nog?" En of ik dat weet. Jenny heeft al van kleins af aan hoogtevrees gehad, wilde nooit met mij in bomen klimmen of de hoge torens van kasteel  Redmont beklimmen. Als je Jenny vroeg om even iets uit de kast te halen en het was te hoog weigerde ze. Zelfs van op een stoel staan werd ze bang. Nu niet meer, daar is ze overheen gekomen. Maar in bomen klimmen vindt ze nog steeds maar niks, en dus gaan die hoge bergen een enorme opgave voor haar zijn. "Waarom gaan we ook alweer door de bergen heen? We kunnen toch ook dat andere weggetje nemen? Dan kwamen we meteen bij het paleis." jammert Jenny. Ik zucht. "Dat was inderdaad een optie, als er niet nog mogelijk vijandige Isitopes zaten." "Maar misschien zitten ze er wel niet!" "De kans is er, en die wilden we niet nemen. Jen, we hebben het al drie keer besproken." Jenny trekt een pruillip. "Toen was ik het er ook niet mee eens. Mag ik niet klagen ofzo?" Ik schiet in de lach, wat de rest zich liet omdraaien. Goldur trok zijn wenkbrauw op. "Wat is er zo grappig?" Jenny werd knalrood en liet me nog harder lachen. Ik zag Tony naar me glimlachen. Ik grijns terug. "Maar even serieus nu, waarom moest je lachen?" vraagt Goldur door, terwijl hij naast ons komt rijden. "Niks." zegt Jenny terwijl ze haar borst vooruit duwt. "Helemaal niets." Haar rode wangen vertelden een ander verhaal, maar ik ging er maar niet op in. "Het is iets wat je toch niet snappen gaat Goldur." Goldur kijkt me boos aan. "Ik ben niet dom." "Dat zei ik toch ook niet? Ik zei dat je het niet snappen zou." "Dus dat ik dom ben." "Nee hoor! Ik kan er ook mee bedoelen dat het gewoon humor is die je niet snapt, zoals ik soms niet snap dat jij het zo leuk vindt om je zo uit te sloven voor Jenny." Goldur werd knal, maar dan ook echt knalrood. Jenny giechelde. Goldur rolde met zijn ogen, nog steeds rood. "Dus?" Ik grijns. "Dus hoef je je niet te verdedigen om het feit dat je iets niet snapt." Ik geef Danser de sporen, waarmee ik Jenny en Goldur achter me laat. "Je bent zo schattig als je bloost." hoor ik Jenny nog zeggen. Ik grijns. Liefde, het is zo ontzettend mooi.

POV Tony
Grijnzend kwam Silferina naast me rijden. Ik kijk even achterom, om een giechelende Jenny en een knalrode Goldur achter ons te zien. "Hoe heb je Goldur zo rood gekregen?" vraag ik. Silferina's grijns werd breder. "Door hem te zeggen dat ik het niet snap, waarom hij zich altijd uitsloofde voor Jenny." Ik knik een paar keer, met een kleine glimlach rond mijn lippen. "Je bent ook echt onverbeterlijk." zeg ik zacht. "Weet ik toch?" Silferina grijnst. Ik glimlach terug. "Dat is waar." "Wat is waar?" vraagt Will, die bij ons kwam rijden. "Dat ik weet dat ik onverbeterlijk ben." antwoordt Sil. Will trekt zijn wenkbrauw op. "Hoezo dat nou weer?" "Silferina heeft Goldur knalrood gekregen door te zeggen dat ze het niet snapte dat hij zich altijd zo uitsloofde voor Jenny." zeg ik droog. Will grijnst. "Echt? Het zou eens tijd worden dat iemand het zei." Ik en Silferina kijken hem verbaasd aan. "Wat? Ze mogen van mij best wel een keer verkering krijgen." zegt Will. "Dat is waar." beaam ik. "Maar naar mijn mening gaat dat nog lang duren." Silferina knikt instemmend. "Ze zijn veel te verlegen om toe te geven dat ze elkaar leuk vinden." Het blijft even stil. Voor onze ogen maakte het bossige landschap plaats voor een enorme bergwand. Ik probeer naar de top te kijken, maar die zat verstopt in de wolken. "Wow." fluistert Silferina. "Echt hè?" fluister ik terug. "Zou het daarboven koud of warm zijn?" vraagt Jenny, die naast ons kwam rijden. "Koud. Heel koud." antwoordde Will. "Vooral in de winter." "Maar het is herfst." zegt Silferina met opgetrokken wenkbrauw. "Dat maakt denk ik niet veel uit daarboven hoor." werpt Will tegen. "Maar je zei dat het vooral in de winter koud was, dus is het nu misschien minder koud dan in de winter." Will rolt met zijn ogen terwijl Silferina grijnst. "Heb ik een punt of heb ik een punt?" "Je hebt een punt." geeft Will toe. "Ha!" roept Silferina vrolijk, terwijl Danser het bergpad dat ons naar de andere kant gaat leiden volgens Auron en de kaart die hij vasthield op stapt. Bellado volgt haar, terwijl de rest achter ons aan komt. Dit kan denk ik nog best wel eens lastig worden. "Ik denk dat je gelijk hebt." fluister ik terug. Ik weet toch dat ik gelijk heb? Ik snuif. "Juist ja." Je klonk daarnet net als een paard weet je? Ik glimlach en schud mijn hoofd, terwijl ik in mijn hoofd noteer dat ik nooit meer moet snuiven met Bellado in de buurt. "Hoeveel dagen gaat het ons denk je kosten?" roept Silferina naar Auron, die een paar paarden verderop rijdt. "Tien, als we opschieten." roept hij terug. "Elf als we de niet doen." Silferina knikt een paar keer. Elf dagen om een berg door te gaan. In mijn oren klinkt dat als best veel, maar iets in me zegt dat dat niet klopt. Volgens dat gevoel kan het nog veel langer duren. Vooral met die bende die ons overvallen wil.

De Grijze Jaagster, deel 4, VerraadWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu