H13 geheime werkdag 3

65 4 0
                                    

Bij de eerste de beste afslag buiten Amsterdam ga ik eraf en rijd naar een carpoolplek. Het is vrij rustig. Er is maar één auto die bemand is en daar parkeer ik mijn auto zo ver mogelijk weg.

Ik stap snel uit de auto en maakt de achterklep open. Joey ligt opgerold in een foetushouding in de krappe ruimte. Hij draait zijn gezicht naar mij toe en hij heeft de mooiste lach ooit op zijn gezicht staan. Weer help ik hem uit de auto door hem uit de kofferbak te trekken.

'We moeten haastig zijn,' zeg ik en knik in de richting van de auto waar de bestuurder nog steeds op de mobiel bezig is.

Snel stapt hij uit en stapt achterin de auto met zijn tas in zijn hand. Ik rij rustig de grote weg weer op richting Utrecht.

Ik hoor Joey zijn kleren aan- en uittrekken en moet mijzelf bedwingen om niet in de achteruitkijkspiegel te kijken. Wat is er toch met me? Ik kan niet verliefd worden op hem. Dat zal nooit werken.

Ik staar naar de auto die voor mij rijdt, het is druk op de weg en al snel staan we stil in de file.

'Dus dit is jouw Nederland?' vraagt Joey die over de handrem klimt naar de bijrijdersstoel.

Ik kan het niet helpen om te lachen. Wat ben ik toch vrolijk bij hem in de buurt. Ik hoop maar niet dat mijn ouders dat gaan merken. Anders wordt het wel een hele lange dag.

'Nee, maar dit hoort er ook bij. Wat wil je graag zien? Misschien kan ik een omleiding maken.'

Ik kijk hem aan en hij ziet er relaxt uit. Zelfverzekerd en niet meer terug te herkennen van onze eerste ontmoeting.

'Maakt mij niet uit, laten we van de snelweg af gaan en door kleine kronkelweggetjes rijden. Als je mij echt het land wilt laten zien, moet ik niet op de snelweg zijn.' Zijn bruine ogen lachen me toe wat mij herinnerd aan de vermomming.

'Hier,' ik trek de deskboard open en haal er een pet en een zonnebril uit, 'heb ik gestolen van mijn kamergenootje.' Beken ik zonder blikken of blozen.

Hij zet de bril op zijn neus en kijkt mij aan, 'staat hij goed?' vraagt hij met zijn stralende lach.

'Eh..' eventjes ben ik de woorden kwijt, 'ja staat goed,' zeg ik dan maar en ik voel de rode plekken in mijn hals kruipen. Hopelijk ziet hij het niet.

'Ik zal er bij de volgende afslag eraf gaan en kijken naar een ontbijtgelegenheid.' Terwijl ik de woorden uitspreek zie ik de grote gele M van de Mc Donalds en ik volg de afslag.

---

Op de parkeerplek van een carpoolplaats zitten we ons ontbijtje te eten.

'Nu we naar mijn ouders gaan, moet je wel proberen mijn naam juist te zeggen.' Ik neem nog een hap van mijn brood.

'Waarom? Roos is prima toch?'

'Ja, dat is het ook voor mij, maar ik denk dat mijn moeder het wel fijn vind als je mij Aafke noemt.'

Joey fronst zijn dikke wenkbrauwen.

'Roos, is de naam mijn oma van mijn vaderskant. Mijn moeder mag haar niet zo graag.'

'O, oké,' hij gaat recht opzitten en eet zijn mond leeg, 'laten we dan maar gaan oefenen. Voor werk moet ik wel eens vaker woorden leren die ik lastig kan uitspreken dus het zou niet zo moeilijk moeten zijn.'

Ik giechel even en hij kijkt mij vragend aan. 'Ik vind het raar dat jij je werk 'je werk' doet. Ik weet niet waarom,' voeg ik er snel aan toe.

'Het is goed, het is ook een uniek beroep, maar zeker hard werken. Zoals songteksten schrijven, daar kunnen wel weken overheen gaan.' Hij neemt een slok van zijn zwarte koffie.

'Schrijf jij je eigen teksten?' Ik ben een beetje verbaast dat hij dat doet. Ik nam aan dat de platenmaatschappij alles regelde en hem gewoon alles zou laten inzingen.

'Tuurlijk, zo moeilijk is het niet. Gewoon rijmen op een ritme. Jij kan dat ook wel.'

'Echt niet, zeker niet in een het Engels,' ik geef hem een brede glimlach. Wat heerlijk om zo met hem te zitten praten zonder dat er iets van mij wordt verwacht.

'Probeer eens, ik ben benieuwd.' Hij slaat zijn armen over elkaar en trekt zijn linker wenkbrauw omhoog in afwachting.

'Ehm, oké maar dan moet ik wel even iets lenen.' Ik graaf diep in mijn gedachte.

'Lenen?' vraagt hij.

'Rozen zijn rood, viooltjes zijn blauw, ik zit hier in de auto, samen met jou.' Ik laat mijn brede glimlach aan hem zien en hij ligt dubbel op zijn stoel.

'Dat is zo oubollig!' lacht hij en stoot bijna zijn koffie om.

'Dat is alles wat ik kan,' en laat een pruillipje zien.

'Dat is best sneu,' hij gooit nog even olie op het vuur.

'Hé, ik vraag je ook niet om in het Nederlands te dichten of wel soms?' plaag ik hem terug.

'Maar genoeg afgeleid, probeer nog een keertje ''Aafke'' te zeggen.' Nu sla ik mijn armen over elkaar en probeer mijn wenkbrauwen te bewegen. Dat ziet er vast dom uit en hij zit nog steeds te lachen.

Na tien minuten heeft hij ''Aafke'' onder de knie en rijd ik verder op weg naar onze bestemming.

'Wil je naar een bos wandelen? Het is zondag dus kan druk zijn met mensen.' Vertel ik er nog even bij. 'Misschien kan ik de auto wel ergens neerzetten waar het rustig is.'

'Lijkt mij leuk,' antwoord hij en ik typ op de navigatie een bos in waar ik eerder wel eens had gekampeerd. 

Hotel de BotelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu