5

720 29 5
                                    

Al heel de rit is het doodstil in de auto. Althans, tussen Wolfs en mij. De kinderen waren aan het begin vol van wat ze allemaal gedaan hebben in en om de landelijk gelegen boerderij. Toch werd het na een tijdje achterin net zo stil als voorin: ze zijn uitgeput. Als Wolfs met een rotgang onze straat in rijdt, is dat de druppel. 'Doe nou eens even normaal', sis ik. 'Ik moet normaal doen?', grimast hij. 'Ja, je rijdt als een gek. Je mag 30 hier!', 'is dat waar je je zorgen over maakt?', handig parkeert hij de auto tussen twee andere in. 'Ja, wat dan?', ik stap uit en kijk hem vragend aan. Uit frustratie slaat hij de autodeur keihard dicht, 'hij zat aan je, Eef!'. Diep zuchtend leg ik mijn vinger op mijn mond. Loek en Siem zijn onderweg in slaap gevallen en idealiter verplaatsen we ze ongemerkt van de auto naar hun bed. Ik open de deur van de auto zo zachtjes mogelijk. Siem knijpt even met zijn oogjes, maar wordt gelukkig niet wakker. Glimlachend ga ik met mijn duim over zijn wangetje. Na tweeënhalf jaar ben ik nog steeds tot over mijn oren verliefd op mijn eigen kind. Voorzichtig maak ik het tuigje los. Een zacht gevloek vertelt me dat het bij Wolfs niet zo soepel verloopt. Hij begint zijn geduld te verliezen en wordt steeds hardhandiger. 'Godverdomme', zijn vlakke hand slaat hard tegen de zijkant van de auto. 'Flo', mijn gesis doet hem opkijken. 'Ga maar', ik duw mijn zoontje in zijn armen en kijk hem hoofdschuddend na. 'Opa boos?', wordt er slaperig naast me gemompeld. Loeks ogen zijn tot spleetjes gevormd en vallen om de haverklap dicht. 'Lekker slapen, liefje', zachtjes plaats ik mijn lippen op haar wang, om me vervolgens te buigen over de kliksluiting die al heel wat irritatie heeft veroorzaakt. Gelukkig lijkt het meisje alweer diep in slaap te zijn als ik haar eindelijk uit haar stoeltje weet te bevrijden. Helaas betekent dat ook dat ze absoluut niet meewerkt als ik haar in mijn armen neem. Nu is Loek echt een spriet, maar het verschil met mijn peuter begin ik toch wel te merken als ik de trap op loop om haar op bed te leggen. Als we uiteindelijk haar kamertje bereiken, moet ik eerst het zweet van mijn voorhoofd vegen voor ik haar kleren uit begin te trekken. 'Welterusten lieve, lieve, lieve Loek', zachtjes druk ik mijn lippen op haar voorhoofd, om vervolgens een pluk haar uit haar gezicht te strelen, 'slaap lekker'. Ik loop de kamer uit en kijk nog even achterom. Als ze zich in haar slaap omdraait en haar knuffeltje dicht tegen zich aan nestelt, verschijnt er een tevreden glimlach om mijn mond. Ik trek net de deur achter me dicht als het geluid van een vallend glas door het verder stille huis klinkt. Stilletjes loop ik de trap af. Eenmaal beneden neem ik even een momentje om me voor te bereiden op de woede-uitbarsting die ongetwijfeld plaats vindt in de kamer verderop. Toch schrik ik als ik de keuken inloop. Het glas ligt overal heen en heel de ruimte ruikt naar whisky. 'Wolfs...', mijn man ziet er verslagen uit. Zijn ellebogen steunen op het keukeneiland, de handen in het haar en tranen rollen over zijn wangen. 'Niet doen, Eef', geschrokken trek ik mijn uitgestoken hand terug. 'Wat zit je nou toch dwars, joh?', ik sla mijn armen over elkaar en kijk hem vragend aan. 'Wat zit mij dwars?', woedend kijkt hij me aan, 'zie je het nou echt niet, of wil je het niet zien?'. Vragend kijk ik hem aan. Geen idee waar hij het over heeft. 'Joshua!', roept hij uit, 'hij palmt je helemaal in. Waar ik bij sta!'. Ik krimp ineen als er weer een glas door de lucht vliegt, maar raap dan al mijn moed bij elkaar. Nooit meer zal ik bang zijn voor een man. En zeker niet voor Wolfs. Niet voor de liefde van mijn leven. 'Is dat wat je dwars zit? Joshua?', ik loop naar hem toe en geef hem een duw. Mijn geduld is op, mijn kookpunt bereikt, 'gedraag je je daarom al twee weken zo?'. Geschrokken kijkt hij me aan. 'Nou?', woest duw ik hem nu tegen het aanrecht aan. 'Ja!', even ontmoet hij mijn verontwaardigde blik. Hij lijkt zich te beseffen dat hij niet tegen me kan liegen en slaat zijn ogen neer. 'Nee...', geeft hij toe. 'Wat dan, Wolfs?', ik verslap mijn greep op zijn revers en kijk hem doordringend aan, 'wat is er dan? Vertel het me, alsjeblieft...'. Mijn blik bijna wanhopig. Hopend hiermee mijn doel te bereiken. Hem te doen beseffen dat ik er voor hem ben, dat hij me kan vertellen wat er aan de hand is. 'Sorry, Eef', zachtjes maar met enige dwang schuift hij me aan de kant. Een eerste traan loopt over mijn wang als hij de keuken uitbeent om in de nacht te verdwijnen.

TurbulentieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu