54

626 28 4
                                    

Na een autorit van ongeveer een half uur in een gespannen stilte, komen we tot stilstand aan de achterkant van een oude boerderij. We zijn niet ver van Maastricht. Niet ver van huis. Maar toch voelt het onbekend. 'Je blijft zitten', Romeo spreekt me streng toe, 'ik heb moeten praten als Brugman om Mechels te overtuigen dat je hierbij moet zijn, dus doe me alsjeblieft een lol'. 'Ik blijf zitten', hij kijkt me wantrouwend aan. Logisch, want Wolfs en ik staan er nou niet echt om bekend dat we de regeltjes altijd netjes volgen. Zeker niet als het om elkaar gaat. Als het gaat om de mensen waar we om geven. 'Écht Romeo', ik pak zijn hand en knijp er zachtjes in, 'ik beloof het'. Ik ben allang blij dat hij is omgekeerd om mij te komen halen. Ik ga echt geen stomme dingen doen, nu het leven van mijn kinderen op het spel staat. 'Oké', hij glimlacht flauwtjes. 'Ga nou maar', ik laat zijn hand uit de mijne glijden en wend mijn blik af. De tranen zitten opeens weer heel hoog. 'Eef?', Romeo pakt mijn hand opnieuw vast. 'Ja?', zijn bezorgde stem maakt dat ik hem wel aan moet kijken. 'Het komt goed, hè', hij wrijft even over mijn arm. 'Weet ik wel', snel veeg ik een traan van mijn wang. 'Goed, dan ga ik', hij kijkt me nog heel even aan en stapt dan uit. Er is iets veranderd in onze relatie vandaag. Nog nooit heeft hij me zo gezien als vandaag. Zo overstuur. Zo ver verwijderd van de houding die ik normaal aanneem ten opzichte van de buitenwereld. Nooit heb ik hem die kant van mezelf laten zien. Want eigenlijk kent alleen Wolfs mij zo. Wolfs en tot op zekere hoogte Marion. Maar Romeo kan ik dit stukje van mezelf ook wel toevertrouwen. Hij is een vriend. Gespannen kijk ik hem na. Zelfverzekerd loopt hij dichter naar de rij bomen die de openbare weg scheidt van het erf van de boerderij. Het arrestatieteam is al aanwezig en al snel krijgt hij een kogelwerend vest toegeworpen. Ik zit op ruim 50 meter afstand, maar weet precies wat zich afspeelt. Normaal zouden Wolfs en ik hierbij zijn. Maar ik moet hier blijven zitten en Wolfs ligt nog in het ziekenhuis in Heerlen. Als het goed blijft gaan, wordt hij zo snel mogelijk overgebracht naar Maastricht. Maar toen de ambulance hem vanmiddag oppikte, was er geen tijd te verliezen. Of beter gezegd, geen bloed te verliezen. En dus moesten we naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis: het Atrium in Heerlen. Het plan van aanpak wordt nog een keer doorgesproken. Eventuele obstakels worden nog eens benoemd. Er wordt hen op het hart gedrukt dat de kinderen niets mag overkomen. Dat zij koste wat het kost ongeschonden uit die boerderij gehaald moeten worden. Ze kijken elkaar nog eens aan. Vastbesloten om deze operatie goed te laten verlopen. Dit zijn mijn mensen. Onze mensen. Nu ik hier zo zit en geen kant op kan, niet bij Wolfs kan gaan liggen of mijn armen om Loek en Siem kan slaan, beleef ik heel de dag opnieuw. Toen ik vanochtend in zijn armen wakker werd na een heerlijke nacht, had ik dit nooit kunnen vermoeden. Dat Wolfs aangehouden zou worden. Dat Bram mij zou gijzelen. Dat zijn handlanger Marion neer zou slaan en mijn kinderen zou ontvoeren. Het is een wonder dat Wolfs me heeft gevonden voor... Bah. Ik moet er niet aandenken. En dat doe ik dan ook niet. Ik ben veilig nu. En Wolfs is gehavend, maar oké. Wolfs en ik zijn oké. Nu de kinderen nog. Als de leider het teken geeft en het AT naar binnen gaat, weet ik niet goed wat ik moet doen. Aan de ene kant wil ik mijn ogen stijf dichtknijpen, maar aan de andere kant wil ik geen seconde missen. Mijn lichaam verstijft als er een knal te horen is. En nog een. Voor ik het weet, heb ik de deur van de auto opengegooid. Terwijl ik richting de boerderij ren, komen twee AT'ers naar buiten. De een heeft zijn arm om de ander, die duidelijk gewond is. Mijn collega beveelt me te stoppen, maar ik ren gewoon door. Tot ik bijna bij de boerderij ben en er weer een aantal collega's naar buiten komt gelopen. 'Waar zijn ze?', een van de mannen houdt me tegen als ik de gearresteerde man te lijf wil gaan, 'waar zijn mijn kinderen!?'. 'Eva!', razendsnel draai ik me naar het geluid van Romeo's stem. Daar staat hij. Een kind op zijn arm en de ander aan de hand. Huilend zal ik door mijn knieën als ik dat ene woordje eindelijk weer hoor: 'mama!'.

Nog maar een paar deeltjes 😱

TurbulentieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu