'Ik heb net Mechels gebeld', Wolfs legt zijn handen op mijn schouders, 'er wordt voorlopig in de buurt gepatrouilleerd'. 'Het is iemand die we kennen', ik leg mijn handen op de zijne waarmee hij inmiddels zachtjes mijn schouders masseert. 'Mechels is er mee bezig', 'ik wil er zelf achteraan', ik voel hoe hij achter mij verstijfd, 'straks overkomt de kinderen iets'. 'Maak je niet druk, Eef', 'dat doe ik wel', ik draai me om, 'wat is er gaande, Wolfs?'. 'Ik weet het niet', hij wendt zijn blik af, blijkbaar denkt hij nog steeds dat hij voor me kan verbergen dat hij liegt, 'laat het aan Mechels over'. 'Laat het aan Mechels over!?', onbegrijpend kijk ik hem aan, 'wij moeten dit oplossen. Jij en ik. Samen'. 'Laat het rusten, Eva', 'iemand wilde onze zoon meenemen, Floris. Onze zoon. Hij had verdomme een mes. Ik wil niet eens denken aan wat er gebeurd zou zijn als ik niet wakker was geweest', de tranen prikken weer achter mijn ogen. Die keer op keer terugkerende tranen maken me gek. Het past niet bij mij. Ik weet niet wat er met me aan de hand is. Of nou ja... Dat is een leugen. Ik heb een donkerbruin vermoeden. En als mijn gevoel juist is, dan maakt dat deze hele situatie nog duizenden malen ingewikkelder. Niet aan denken dus. Waarschijnlijk is het niets. Zijn deze extra zorgen voor niets. Feit is dat ik de laatste tijd niet meer boos kan worden zonder in tranen uit te barsten. Iets wat ik koste wat het kost wil voorkomen deze keer. Niet dat ik mijn emoties voor Wolfs wil verbergen. Hij kent mijn zwakheden, mijn gevoeligheden, mijn onzekerheden. Maar gewoon omdat ik bang ben voor wat het betekent. En misschien nog wel banger dat Wolfs hier lucht van krijgt. Niet ondenkbaar, want hij kent mij beter dan wie dan ook. Kent mijn lichaam, mijn gedachtegang, mijn gedragingen beter dan wie dan ook. Geen tranen dus, dit keer. Ik zucht diep en probeer mezelf bij elkaar te rapen. 'Wat doe je?', eenmaal ontwaakt uit mijn gedachten, is hij bezig zijn jas aan te trekken. 'Ik moet nog even langs het bureau, zeg ik toch', verbouwereerd kijk ik hem aan. Ik heb hem dat helemaal niet horen zeggen en dat lijkt hij nu ook door te hebben. Even kijkt hij mij onderzoekend aan. 'Mechels wil me spreken', legt hij uit. 'Kom je terug?', de angst is duidelijk aanwezig in mijn stem en beschaamd bijt ik op mijn lip. 'Natuurlijk kom ik terug', de onzekerheid in zijn blik verraadt zijn ware intenties. Hij lijkt mijn wantrouwigheid te registreren en zet een stap in mijn richting. Op het moment dat ik mijn blik afwend, voel ik hoe zijn vingers contact maken met mijn wang. 'Ik hou van je, Eva', hij doet wanhopig zijn best zijn emoties te verbergen, maar voor mij zijn ze overduidelijk aanwezig in zijn stem. 'Zorg je een beetje voor jezelf?', mijn blik schiet omhoog, om zich met de zijne te verstrengelen. Zorg ik wel een beetje voor mezelf? Wat bedoel je daar nou weer mee? Ik probeer het antwoord in zijn ogen te ontdekken, maar word allesbehalve gerustgesteld. 'Ik ben met een uurtje wel terug, denk ik', hij streelt me zachtjes over mijn wang. Hij drukt zijn lippen op de mijne en wil weglopen, maar mijn hand om zijn pols houdt hem tegen. 'Wolfs', ik wil hem vragen hier te blijven. Niet weg te gaan. Maar zijn ogen smeken mij dat niet te doen. Hij moet weg. En ik wil hem die ruimte geven. Dat vertrouwen. Maar ik twijfel aan zijn belofte. Ik geloof hem niet. Ik ben bang dat hij niet terugkomt, al durf ik dat niet uit te spreken. Want door alleen maar te denken dat hij liegt heb ik het gevoel dat ik hem verraad. Ondanks dat hij me de laatste tijd genoeg reden heeft gegeven hem te wantrouwen, wil ik hem nog één kans geven. 'Tot straks', fluister ik uiteindelijk. Hij slikt voor hij zijn hand uit de mijne laat glijden. Nog een keer kijkt hij me aan, er zijn zoveel dingen die ik hem wil zeggen, maar voor ik het goed en wel in de gaten heb slaat de voordeur al achter hem dicht. Hij is weg en ondanks zijn belofte snel terug te zijn, durf ik daar niet op te hopen.
JE LEEST
Turbulentie
FanfictionTot voor kort ging het goed tussen Eva en Wolfs. Zo goed en zo kwaad als het ging hebben ze hun leven opgepakt na het vroegtijdige overlijden van Fleur. Ze genoten van hun leven, de kinderen, hun werk en bovenal van elkaar. Nu is alles anders. Of no...