52

640 26 5
                                    

Schrijven in quarantaine valt toch tegen: omdat ik thuis werk, zit ik al van half 9 tot 5 achter de computer, dus dan heb ik 's avonds weinig zin om ook nog eens aan m'n verhaal te werken met m'n vierkante ogen. Hier dus wel een stukje, maar tevreden ben ik absoluut niet.

Een hard geluid ontwaakt me uit een diepe slaap. Volledig gedesoriënteerd open ik mijn ogen. Wat is er gebeurd!? Versuft kijk ik om me heen. Ik lig in het ziekenhuis, dat is me al snel duidelijk. Als ik Eva door de kamer zie razen en Romeo hulpeloos toe zie kijken, ben ik gelijk een stuk wakkerder. Er ligt glas op de grond en ook een bloemenvaas moet er nu aan geloven. Waarschijnlijk ben ik daar wakker van geworden. Van Eva, die haar gevoelens niet meer de baas kan. Ik probeer overeind te komen, maar een hevige pijn in mijn onderbuik houdt me tegen. 'Eva', mijn stem klinkt schor en komt niet boven het kabaal dat mijn vrouw maakt uit. 'Eef', probeer ik nog eens, als ze abrupt tot stilstand komt. Ze lijkt me niet te horen, maar Romeo kijkt me verbaasd aan. 'Pak haar vast', veelbetekenend knik ik naar Eva die midden in de kamer met de handen in het haar staat te huilen. Verbouwereerd blijft hij staan waar hij staat. 'Romeo', sissend werp ik hem een waarschuwende blik toe. Ik weet best dat hij haar nog nooit zo gezien heeft en dat hij geschrokken is. Dat hij niet weet wat hij moet doen, dat hij vreest voor hoe Eva op hem zal reageren. Dat hij bang is om iets te doen wat ze niet wil. Maar daar moet hij zich maar overheen zetten. Ze heeft die armen om zich heen nodig. En nu dat niet die van mij kunnen zijn, zijn de zijne de enige voorhanden. Uiteindelijk zakt hij door zijn knieën zodat hij het hoopje ellende, dat zich inmiddels op de grond heeft laten vallen, tegen zich aan kan trekken. 'Nee', weet ze half snikkend, half schreeuwend uit te brengen, terwijl ze verder van hem wegkruipt, 'nee, niet doen'. Romeo beweegt behoedzaam naar haar toe, naar het hoekje van de kamer waar ze zich zo klein mogelijk heeft gemaakt. 'Eva, kom', voorzichtig trekt hij haar tegen zich aan. 'Nee, blijf van me af...', ze doet een halfhartige poging hem van zich af te duwen. 'Sssh, rustig', wat ongemakkelijk wrijft hij over haar armen. 'I-i-k ka-an nie-hiet...', het doet me pijn haar zo te horen. Als ze zo van streek is, weet ik dat ik de enige ben die haar kan kalmeren. Ik doe nog een poging om overeind te komen, maar net als het een beetje lukt voel ik een scherpe pijn die zo hevig is dat ik er misselijk van word. Heel even sluit ik mijn ogen weer, maar als ik hoor dat er een stukje verderop naar adem wordt gehapt, kom ik weer bij zinnen. Als er niet snel wordt ingegrepen, gaat ze hyperventileren. 'Eef...', mijn stem klinkt schor en moet amper hoorbaar zijn. Zeker voor Eva die nu waarschijnlijk niets hoort dan haar eigen ademhaling. Haar eigen gedachten. Haar eigen verdriet. 'Romeo, breng haar hier', mompelend laat ik mijn hand van het bed glijden. 'Eva, kom', hij trekt haar overeind, maar ze werkt niet mee. Ze is zo slap als een lappenpop. 'Eva, Wolfs is wakker', 'lie-ieg nie-iet', weet ze uit te brengen. Haar ademhaling is oppervlakkig en razendsnel. Dit gaat mis, zo. 'Eva...', ik haal diep adem en met alles wat ik in me heb probeer ik overeind te komen. Ik voel het bloed uit mijn gezicht wegtrekken en het zweet breekt me uit, maar ik zit. Ik neem een moment om op adem te komen. Om weer helder te kunnen zien. Als ik mijn ogen opnieuw open, is alles wat ik zie Eva. Mijn lieve Eva, volledig overstuur. 'Eva', mijn stem klinkt nu al een stuk luider, een stuk zekerder. 'Hoor je dat, hij is echt wakker, Eva', 'Wolfs?', haar stem klinkt zacht. Breekbaar. Bang. Bedroefd. 'Eef', ik steek mijn hand naar haar uit, 'kom maar hier, schatje'. Romeo helpt haar overeind en nog wat beduusd loopt ze met hem mee naar mijn bed. 'Hé, lieverd', zo gauw als ik kan pak ik haar hand beet. 'Floris, ik...', 'het is goed, Eef', ik trek haar iets dichter naar me toe, leg mijn hand op haar wang, 'ik ben bij je'. 'De kinderen...', ze laat zich in mijn armen vallen en begint weer hartstochtelijk te huilen. Terwijl ik mijn pijn probeer te verbijten, kijk ik Romeo vragend aan. Hij haalt verontschuldigend zijn armen op, 'we doen alles wat we kunnen'. Een brok vormt zich in mijn keel. Paniek bouwt zich op. Met mijn ogen stijf dichtgeknepen probeer ik me te focussen op de huilende vrouw in mijn armen. 'Ssh, Eef', zachtjes druk ik mijn droge lippen in haar haren, 'het komt goed, liefje'.

TurbulentieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu