Hoofdstuk 5

48 8 11
                                    

De lucht van de taverne die ik binnenstapte rook al direct naar alcohol. Gesprekken gingen in elkaar over en zorgen voor een grote waas aan lawaai. Ik hoorde mensen praten, lachen en schreeuwen. Tegelijkertijd hoorde ik geen woord die er gesproken werd.

Ik drong mezelf tussen de menigte door richting de bar, waar ik een drankje voor mezelf regelde en een kleine maaltijd. Het was goedkoop, maar ondanks dat voelde het vreselijk om de munten uit het zakje op tafel te leggen. Wetende dat ik uiteindelijk geen geld meer had voor eten. Terwijl ik wachtte aan de bar nam ik de omgeving in me op.

Er waren groepjes ontstaan aan de tafels, of aan de zijkanten van het taverne waar je kon poolen of darten. De mensen leken stuk voor stuk volledig op hun gemak, maar sommigen van hen namen hun omgeving net zo in zich op als ik nu deed.

Dit was een plek waar de soldaten me niet zouden vinden. Het was te druk en te chaotisch. Het was waarschijnlijk ook een van de laatste plekken waar ze me zouden verwachten. Ondanks dat mocht ik mezelf er niet toe laten verleiden om te ontspannen.

Mijn eten en drankje werden me toegeschoven over de bar. Het zag er niet heel goed uit, maar het belangrijkste was dat ik zou eten vanavond. Ik liep met het dienblad in mijn handen richting een lege tafel die ik achterin de hoek had gezien. Het was een kleine vierkanten tafel voor twee personen en ik positioneerde me zo dat ik aan mijn rechterkant uit het raam naar de straat kon kijken en verder een goed zicht had op wat er binnen gebeurde.

Terwijl ik begon te eten, een simpele maaltijd van ei met brood. Droog brood. Terwijl ik at probeerde ik de gesprekken om me heen te onderscheppen. Ik probeerde te achterhalen wie de handelaren waren in deze buurt en wie mijn mogelijke volgende vervoer kon faciliteren. Lopend was geen optie, niemand liep van dorp naar dorp. Ze zouden me meteen vinden.

Ik was zo in gedachten verzonken, dat ik pas doorkreeg dat er iemand op me af kwam toen de stoel voor me naar achteren werd geschoven. Ik schrok op en probeerde mezelf wakker te schudden. Als deze man een Jager was geweest, dan had ik mezelf ter dood veroordeeld op het moment dat ik stopte met opletten. De vermoeidheid van de reis ramde echter op me in.

'Jij ziet er verdwaald uit,' lachte degene die aan de andere kant van mijn tafeltje plaatsnam. Zijn eigen drankje lag al in zijn hand terwijl hij nonchalant opzij leunde en de taverne in keek. 'Je bent niet het type die we hier veel tegenkomen.'

Ik nam hem in me op voordat ik de moeite deed om een passend antwoord te bedenken. Hij kon niet veel ouder zijn dan ik. Zijn korte, krullende haren waren vuurrood. Diezelfde kleur kwam terug in zijn wenkbrauwen, wat zijn donkerbruine ogen nog donkerder maakte. Bijna alsof ze zwart waren. De sproetjes rond zijn neus waren misschien schattig geweest als ze op een ander gezicht hadden gezeten, want met zijn scherpe kaak en die kleine grijns maakte het hem eigenlijk enkel dreigender.

Deze jongen was misschien geen Jager, maar hij was wel gevaarlijk.

'Jij lijkt me niet het type om hier al zo vroeg op de avond te zijn,' kaatste ik terug, terwijl ik rustig doorging met het eten van mijn maaltijd. Mijn blik dreef weer af naar het taverne en ik probeerde ieder stukje informatie in me op te nemen. 'Meer het type die hier laat in de avond aankomt en hier dronken weer vertrekt. Waarschijnlijk met gezelschap.'

De jongen lachte. 'Misschien zitten we dan allebei verkeerd. Ik ben Dane Emerson.' Hij staarde me aan alsof hij naar een nieuwe prooi keek. Hij stak geen hand naar me uit.

De behoefte om te reageren voelde ik niet. Ik at het laatste beetje van mijn maaltijd op, voordat ik opstond en de jongen, Dane, eindelijk weer aankeek. Zijn donkerbruine ogen leken nu nog gevaarlijker dan toen hij net aan mijn tafel kwam zitten. Als een roofdier analyseerde hij al mijn bewegingen.

Golden TouchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu