Hoofdstuk 3

40 8 0
                                    

Pas uren later durfde ik me weer te bewegen. Al die uren had ik voor me uit gestaard, terwijl de hoop om mijn moeder binnen te zien komen steeds verder wegebde.

Was ze dood? Was ze gevangengenomen? Had ze het voor elkaar gekregen om te vluchten, maar durfde ze de soldaten niet naar onze geheime plek leiden? Ik wist het niet en eigenlijk durfde ik er ook niet over na te denken. Iedere mogelijke uitkomst brak mijn hart. De afgelopen uren waren voorbij gevlogen en nog altijd kon ik me nog niet helemaal bevatten wat er was gebeurd.

Ze had zichzelf opgeofferd voor mij. We hadden het zo goed voor elkaar. Ver weg van het kasteel, in een dorpje waar we niet opvielen en waar geen soldaat ons kon vinden. In ieder geval, dat dachten we. Hoe kon het toch dat alles opeens zo uiteenviel?

Ik stond op, mijn spieren protesteerden hevig. Alles deed pijn en er schoot een felle pijn door mijn hoofd vanwege de oefening die ik eerder die middag had gedaan. Niemand merkte me op terwijl ik tussen de boekenkasten door naar de uitgang van de bibliotheek liep en vertrok. Mijn moeder en ik waren altijd op onszelf geweest. We hadden enkel elkaar nodig in deze wereld waar we niemand konden vertrouwen. Nu had ik haar ook niet meer.

Was het verstandig om terug te keren naar huis? Ik wilde weten wat er was gebeurd nadat ik was gevlucht, alleen de risico's waren te groot. Ze hadden waarschijnlijk iemand bij ons huis gestationeerd, zodat ik meteen opgemerkt zou worden als ik ook maar in de buurt kwam. Ze waren daar voor mij, niet voor mijn moeder. Ze zouden er waarschijnlijk alles aan doen om me te vinden. Mijn ontsnapping was als een gefaalde missie en het leger van de koning faalde niet.

Vlak voordat ik de grote deuren van de bibliotheek uitliep, griste ik nog een donkerblauwe mantel van de kapstok. Van wie de mantel ook was, diegene kon het vast niet harder nodig hebben dan ik. Ik sloeg de stof om mijn schouders en trok de capuchon over mijn hoofd om mijn goud gekleurde haren te verhullen. Licht ineengedoken stapte ik door de deuren naar buiten en begon ik aan mijn weg richting een van de enige hotels die we in dit dorpje hadden. Het was een illegaal hotel, de soldaten zouden het niet kennen.

Vannacht zou ik daar slapen. Ik zou mijn energie opnieuw opladen en de soldaten de kans geven om te vertrekken. Ik zou mijn gedachtes op een rijtje zetten en de gebeurtenissen van de dag verwerken.

Als ik morgen wakker werd, was het een nieuwe dag om te vechten.

~

De volgende ochtend voelde ik me niet veel beter dan de vorige dag. Het voelde alsof mijn emoties waren verdwenen en ze mijn energie hadden meegenomen.

Ik stapte het bed uit en ging naast het raam staan. Hier op de derde verdieping had ik een goed uitzicht over het dorp. Er leken geen soldaten te bekennen, maar dat betekende niet dat ze er niet waren. Ik ging op de rand van het bed zitten. Wat moest mijn volgende stap nu zijn?

Er was geen mogelijkheid om terug te gaan naar huis. Dat was precies wat ze van me wilden en verwachtten. Dat betekende echter ook dat ik geen toegang meer had tot geld, op dat kleine bundeltje na die ik bij me had gedragen toen de soldaten kwamen. Het was niet veel meer en zou me misschien enkele dagen geven. Hier in het dorp was het te gevaarlijk om me te bewegen. Waarschijnlijk stonden er op iedere hoek soldaten, wachtend tot ik voorbij kwam.

Dan bleef er nog maar één optie over. Ik moest vertrekken uit dit dorp, zo snel mogelijk.

Ik pakte mijn spullen van het nachtkastje die ik daar de vorige dag had neergelegd. Mijn enige spullen. Het zakje met muntjes en mijn wapenriem waar nog één goud mes aan hing. Niets waar ik echt iets aan had nu. Vervolgens trok ik de mantel van de kapstok en begon ik aan mijn weg naar beneden.

Voor de verandering leek de natuur me goed gestemd. De regen kletterde voor me op de grond en gaf me daarmee het perfecte excuus om goed weg te duiken in de mantel die ik gisteren had gestolen. Daarbij zorgde het voor een slechter zicht.

Ik rende door wat straatjes, probeerde me voor te doen als een normale dorpelinge die snel naar huis wilde vanwege de regen. Ondertussen scande ik de omgeving af, tot ik eindelijk in beeld kreeg wat ik zocht.

Het was een kleine houten koets, getrokken door twee prachtige zwarte paarden. De handelaar die eigenaar was van de koets was bezig met het uitladen van spullen, vlak naast een restaurant. Ridge Crogan, een oudere man. Zijn grijze haar was duidelijk zichtbaar ondanks de regen. Ik kende de handelaar, hij kwam hier om de week. In de dagen dat hij hier niet kwam, waren er andere handelaren die hun weg naar ons kleine dorpje vonden. Er zou altijd iemand zijn. Dat was mijn kans om hier te vertrekken.

Ik snelde me naar de man toe. Hij kreeg me al snel in de gaten toen ik voor hem onder het kleine afdakje plaatsnam, wat ons behoedde voor de regen. Ondanks dat durfde ik mijn mantel niet van mijn hoofd te halen, bang voor ieder paar ogen die zich op ons richtte.

'Ridge, je moet me helpen,' zei ik. Ik kroop verder weg onder het afdakje en hoopte dat de schaduwen genoeg beschutting zouden vormen.

De handelaar wierp me een bezorgde blik. Ridge kende mij langer dan vandaag. Iedere keer als hij langskwam, stonden mijn moeder en ik klaar in de hoop op een brief. Ridge was de enige handelaar die toegang had tot het kasteel. Ondanks de pijn die het ons veroorzaakte, stonden we daar altijd. In de hoop dat er ooit een teken zou komen dat mijn vader die nacht had overleefd. Er was nog nooit een brief gekomen.

'Wat is er aan de hand?' vroeg hij me, terwijl hij de omgeving in zich op nam. 'Waar is je moeder?'

Ik vocht tegen de tranen die in mijn ogen brandden en schudde mijn hoofd. 'Ze hebben ons gevonden,' stamelde ik, niet in staat om de trilling uit mijn stem te verdrijven.

Ridge was ook de enige persoon in dit dorp die we over onze gaven hadden verteld. Niet omdat we hem meteen vertrouwden, maar omdat hij dezelfde gave had. De handschoenen die hij droeg waren ontworpen voor het zware tilwerk die hij verrichtte, maar ondertussen ook een goede manier om zijn gave geheim te houden.

Zijn ogen werden groter en hij legde de kist neer die hij in zijn handen had gehouden. Ridge speurde opnieuw de omgeving af en haalde zijn trillende hand door zijn haren. 'Ik kan je niet helpen Nova, je weet dat ik dat niet kan. Ze zullen ontdekken wie ik ben.' De man liep langs me heen, richting zijn koets. Hij sprong al op de bok.

Ik rende door de regen, richting de paarden en pakte de teugels stevig beet. Het dier schrok van mijn plotselinge reactie en trok zijn hoofd fel weg, maar ik liet niet los. 'Alsjeblieft,' smeekte ik hem. 'Ze hebben mijn moeder. Alsjeblieft, het enige wat ik van je vraag is een lift naar het volgende dorp.' Regen denderde op me neer en trok door mijn mantel heen.

Ridge keek me aan van onder de zwarte hoed die hij altijd droeg. De druppels liepen van zijn hoed af. De tweestrijd was duidelijk zichtbaar in zijn ogen. Opnieuw speurde hij de ruimte af. 'Het volgende dorp, dat is alles wat ik je kan bieden.'

Opluchting spoelde door me heen. 'Dank je,' stamelde ik, waarna ik me naar de koets wendde en de zijdeur opende. De koets was volledig dicht en bevatte geen ramen, omdat het normaal gesproken enkel goederen vervoerde. Ik klom naar binnen en trok het deurtje achter me dicht, voordat Ridge de kans kreeg om van gedachtes te veranderen.

Al voordat de deur fatsoenlijk dicht was, begonnen de wielen van de koets te rollen.

Golden TouchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu