Hoofdstuk 9

43 8 1
                                    

De wereld schoot langs me voorbij. Het regende en was mistig, wat mijn uitzicht tot het minimum beperkte. Met pijn in mijn hart en prikkende ogen staarde ik uit het raam. Nog nooit eerder had ik in een trein gezeten, want mijn moeder en ik reisden nooit. Reizen stond gelijk aan gevonden worden, aan gevaar. Mijn dromen waren altijd gevuld geweest met hoe de wereld eruit kon zijn, maar tot nu toe was ik nog niet onder de indruk. Wat was uiteindelijk het nut geweest van een leven als onderduiker? Enkel dat ik volledig wereldvreemd was en dat mijn moeder nu alsnog vast zat in die koude kerkers onder de gevangenis.

Ik snoof zacht en veegde de tranen van mijn wangen. De mantel die ik droeg, eentje van Dane, sloeg ik wat verder om mezelf heen. Pas nu ik de wereld leerde kennen die ik mijn hele leven had gemist, merkte ik pas hoe erg ik ernaar hunkerde om het nog beter te leren kennen. Ik wilde rondreizen, ik wilde alles zien wat er te zien viel. Ik wilde de mooie delen van het land zien, of de delen buiten het land. Ik wilde de plaatsen vinden waar mensen zoals ik niet opgejaagd werden. Alleen ik wist dat dat nooit zou gebeuren. Of de komende tijd zou mijn eigen gevangenschap als gevolg hebben, of ik was de volgende tien jaar aan Dane gebonden als slaaf. Gevangenschap was altijd de enige uitweg in dit leven, waar iedereen achter me aan leek te zitten.

Er klonk een kleine klop op de deur de kleine kamer waar ik in zat. Zacht schoof het open, maar door de kenmerkende klop die we hadden afgesproken hoefde ik niet te kijken wie het was. Ondanks de walgelijke deal die hij met me had gemaakt, vertrouwde ik hem tot een bepaalde hoogte. Hij had me nodig, mijn gave tenminste. Dane kwam tegenover me zitten. Hij had een kleine papieren zak bij zich en leunde voorover om deze aan mij te geven.

Nu pas keek ik hem aan. Zijn donkere ogen stonden op mij gericht, maar ik wist dat hij iedere seconde zijn omgeving in de gaten hield voor mogelijke gevaren. Ik pakte de zak van hem over en opende deze. Erin lagen verschillende kleine broodjes.

'Dank je wel,' zei ik zacht, terwijl ik een van de broodjes pakte. Ik legde de zak naast me neer op de bank en staarde weer uit het raam. 'Is Selene er niet?'

Selene zou de gehele reis bij ons blijven, niet iets waar ik naar uitkeek. Ze had er geen geheim van gemaakt dat ze me niet mocht en niet vertrouwde. Die gevoelens waren wederzijds. Ze had zelfs een contract opgesteld om mijn deal met Dane officieel te maken, zodat ik niet zomaar terug kon had ze gezegd. Eigenlijk stond er gewoon in dat ze me zouden opjagen als ik me niet aan mijn afspraak hield, maar ik had ook niet anders van hen verwacht. Ik wist welke deal ik maakte.

Dane leunde achterover en keek ook uit het raam. Hij bewoog even en ik zag vanuit mijn ooghoek hoe hij zijn vuurrode krullen naar achteren veegde. Hierbij verschoof zijn mantel wat en werd het gouden mes dat aan zijn riem hing zichtbaar. Het mes die ik goud had gemaakt. Ik wist niet of het een herinnering voor hem was of voor mij.

'Selene staat op de uitkijk.'

Ik lachte emotieloos. 'Wantrouwig als altijd,' vuurde ik terug. Ik veegde het condens op het raam weg met een uiteinde van de mantel om weer naar buiten te kunnen kijken. De geur van de broodjes vulde nu de koude ruimte, terwijl op de achtergrond het geluid van de trein een troostende constante was.

Ik leunde met mijn hoofd tegen het raam en strengen haar vielen langs mijn gezicht. Selene en Dane hadden het voor elkaar gekregen om haarverf voor me te vinden. De haren die ooit goudblond waren, waren nu donkerbruin. Selene had een van haar collega's uit de taverne gevraagd om het bij me aan te brengen en zij had dat met een vakkundige hand gedaan. Het zag er bijna natuurlijk uit, maar het zou tenminste voorkomen dat soldaten me snel zouden herkennen. Natuurlijk waren soldaten zich bewust van het bestaan van haarverf, maar als het maar een beetje hielp was het al goed genoeg.

Dane pakte de zak broodjes bij me weg en haalde er zelf een broodje uit. 'Het maakt mij niet uit dat jullie elkaar niet mogen, maar ik wil erop kunnen vertrouwen dat jullie samen kunnen werken als het daarop uitkomt. Anders zal jullie stomme ruzie ons einde betekenen.' Hij sprak rustig, maar ik merkte de lichte irritatie erin wel op. Selene was duidelijk belangrijk voor hem, maar het kon me ook eigenlijk niet schelen.

Golden TouchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu