Hoofdstuk 7

58 8 33
                                    

De kamer was ijzig stil. De enige geluiden die ik hoorde kwamen van buiten, dwars door het gammele houten deurtje heen. Het deurtje waarvan ik bang was dat deze kapot getrapt zou worden door een soldaat. Dan zou ik diep in de problemen zitten, bedacht ik me terwijl ik door de ruimte keek naar een mogelijke tweede uitgang. Die was er niet.

Zuchtend draaide ik me op mijn rug. Ik lag al een tijdje wakker en de eerste zonnestralen schenen al naar binnen. Het bed was comfortabel en warm, maar ik zou er alles aan doen om in mijn eigen bed te liggen die net wat harder was met versleten dekens. Hoe Dane wel zo'n comfortabel bed kon veroorloven, maar geen fatsoenlijk huis begreep ik ook niet zo goed.

Voor het eerst sinds alles wat er was gebeurd, gunde ik mezelf een momentje om de pijn te voelen die ik al die tijd tegen had gehouden. Tranen brandden in mijn ogen en gleden geluidloos langs mijn slapen richting het kussen onder mijn hoofd. We leefden echt in een verrotte wereld. Dat wist ik al een tijdje, maar nu mijn moeder weg was voelde het nog erger. Ik kon niet geloven wat er allemaal was gebeurd. De gedachte dat mijn moeder terug was op die plek waar ze zulke slechte herinneringen aan had was het pijnlijkst van allemaal.

Even overwoog ik om stiekem weg te lopen, alleen waar moest ik dan heen? Ik kende niets of niemand in deze omgeving, mijn geld was bijna op en de soldaten hielden iedere straat in de gaten. Dane bood me nog een beetje troost, zijn aanwezigheid duwde al mijn gedachtes naar de achtergrond.

Zacht geritsel naast me zorgde ik dat ik snel de mouw van het shirt dat ik droeg over mijn ogen wreef om de tranen te maskeren. Het shirt was van Dane, die had hij me gisteravond gegeven om in te slapen.

Nu ging hij overeind zitten in het gefabriceerde bed waar hij vannacht op had geslapen. Ik deed hetzelfde en bekeek de gerafelde uiteindes van de mouwen, wachtend tot hij iets zou zeggen.

'Heb je goed geslapen?' vroeg hij me zacht, zijn stem was nog wat schor. Zijn rode krullen stonden nog wilder toen hij zich naar me omdraaide en me aankeek. De donkerbruine ogen slaperig.

Ik knikte. 'Ja, zeker,' antwoordde ik en ik probeerde het ongemak die ik voelde te maskeren. De ruimte was koud, merkte ik nu de dekens niet meer over me heen lagen. 'Bedankt dat ik hier vannacht mocht blijven.'

Dane haalde zijn schouders op en stond op van het bed. 'Geen probleem,' zei hij simpel, alsof het niet gek was dat hij een random vreemde in zijn bed liet slapen. 'Heb je zin in ontbijt?' Hij draaide zich weer naar me toe.

Ik wilde iets stamelen over de weinige hoeveelheid geld ik had, maar tegelijkertijd wist ik dat het belangrijk was om op krachten te blijven. 'Zullen de soldaten me niet vinden?' vroeg ik hem terug.

Dane kreeg een jongensachtige grijns op zijn gezicht. 'Laat dat maar aan mij over.'

~

'Wat is deze plek?' vroeg ik me hardop af terwijl ik achter Dane aanliep.

We liepen een donkere trap af, nadat Dane zomaar een luik voor een huis had geopend en mij naar binnen had geduwd. Het begon opeens afgrijselijk veel als een gevangenis te voelen, terwijl ik achter hem steeds verder de duisternis in afdaalde. Ik moest bukken om mijn hoofd niet te stoten aan het plafond. Terwijl we afdaalden weigerde ik het om naar boven te kijken, bang voor de spinnen die er ongetwijfeld rond kropen. Ironisch, dat ik bang was voor zo'n klein beestje die ik met een enkele aanraking in een standbeeld kon veranderen. Alleen ik vond het een walgelijk idee om mijn gave op die manier te gebruiken. Om te doden.

'Je wilde ontbijt waar de soldaten je niet zouden opmerken,' lachte Dane terwijl hij een korte blik achter zich wierp, naar mij toe. Hij leek volledig ontspannen in deze donkere tunnel. Dat moest wel betekenen dat hij hier vaker kwam. 'Dit is het best bewaarde geheim van de stad.'

Golden TouchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu