"It is not death that a man should fear, but he should fear never beginning to live.''
- Marcus Aurelius
Als Elys één les had geleerd in haar zeventienjarige leven was het dat het hebben van een gave een verschrikkelijke vloek kon zijn.
Elys' talent voor watersturen was het beste wat haar ooit was overkomen, maar tegelijkertijd had het ervoor gezorgd dat ze zich voelde als een gevangene in een gouden kooi. Zo ging ze niet als een normale tiener naar de school in Elodir, maar kreeg ze thuis privéles van heer Nagaz, een oude vriendelijke man die in zijn jonge jaren door heel Esmaron had gereisd en de meest fantastische avonturen had meegemaakt, maar op de hoge leeftijd van tachtig lauturi een beetje vergeetachtig begon te worden. Daarnaast had haar vader, gódir Ravael Kenswin, haar alleen toegestaan om af en toe naar buiten te gaan om ritjes te maken op Kata, haar waterdraak. Die zeldzame momenten dat Kata vliegensvlug voortbewoog in het water van Elos, één van de meren die rondom Elodir lag, waren de enige momenten die Elys het gevoel gaven dat ze vrij was. Niet dat ze zich hield aan haar vaders regels. Na de lessen van heer Nagaz glipte ze vaak genoeg weg. Vanuit haar kamer wist ze via de buitenmuur van het paleis een uitweg te vinden. Het vereiste een hoop acrobatische toeren, maar keer op keer lukte het Elys om uit haar gouden gevangenis te ontsnappen.
Op sommige dagen ging ze kijken bij de de Blauwe Academie, die zijn naam te danken had aan de felle hemelsblauwe koepels en lichtblauwe stenen. De waterstuurschool werd geleid door vrouwe Agléan, de beste watermeester uit de omtrek. Elys keek op die dagen vol verlangen naar de waterstuurtechnieken die de leerlingen geconcentreerd oefenden en kon alleen maar hopen dat er ooit een dag kwam dat ze ook in staat was om de ingewikkelde technieken in perfectie uit te voeren. Ze oefende soms wel, als ze met Kata op het meer was, maar goed leren watersturen zonder leraar was net zo moeilijk als haar vader ervan overtuigen dat waterstuurlessen niet gevaarlijk waren.
Op andere dagen, zoals vandaag, klom Elys op het dak van de Raadskamer. Het kleine ronde gebouw was de plek waar haar vader en zijn adviseurs praatten en beslissingen namen over Elodir en Uslan. Elys lag op haar buik en gluurde via een gat in het koepeldak naar de vijf Uslani, vier mannen en één vrouw, die om een ronde stenen tafel zaten en in een hevige discussie verwikkeld waren.
"Nee!" riep heer Dawhold terwijl hij met zijn indrukwekkende knoestige vuist op de tafel sloeg. "Ik ga geen boodschappers naar Nulan en Celan sturen om prins Eroh en koningin Celia netjes te vragen wat hun vuursoldaten te zoeken hebben op ons grondgebied. De enige manier om die kasthír trè duidelijk te maken dat ze daar niets te zoeken hebben, is om onze eigen krijgers op ze af te sturen!"
"Nee, Arctur," fluisterde vrouwe Agléan, een vrouw met lang zilvergrijs haar als een waterval, geschrokken. "Dan zou je Ignuron net zo goed meteen de oorlog kunnen verklaren."
"Dan doen we dat toch? Ze verdienen het die verraderlijke-"
"Stop, Arctur," sprak de diepe stem van gódir Ravael Kenswin, de leider van Elodir en één van de vijf heersers van het waterrijk Uslan. ''Zo is het genoeg. En sla niet zulke verderfelijke taal uit in de buurt van een dame.''
''Natuurlijk, godír Kenswin,'' bromde heer Dawhold, ''wat u wenst.''
''Oorlog is niet de oplossing, mijn jonge vriend,'' sprak heer Nagaz met een krakerige stem die zijn aftakeling benadrukte. De andere vier keken toe hoe hij zijn ogen sloot en zijn rimpelige en haast doorzichtige handen ineensloeg. Er verscheen een glimlach op het vlekkerige gelaat van de man. ''Toen ik jong was, nog jonger dan u, heer Dawhold, heb ik het genoegen gehad om door heel Esmaron te reizen. Het waren prachtige tijden. Tijden waar ik met groot plezier aan terug denk. Helaas heb ik ook één van de donkerste periodes meegemaakt die onze wereld ooit heeft gekend. De oorlog tussen onze vier Rijken was een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Esmaron. Eén die ik met afschuw heb gelezen,'' kraakte de stem van heer Nagaz terwijl hij even stopte om piepend adem te halen waarna hij zijn verhaal kon hervatten. ''Met alle respect, heer Dawhold, maar u bent te jong om te weten wat de oorlog allemaal heeft vernietigd en veroorzaakt in Esmaron en we moeten zelfs na de aangekondigde vrede nog leven met de verschrikkelijke gevolgen.''
JE LEEST
The Frostfire Prince
Fantasy||WINNAAR VAN THE WATTYS 2016 'VERBORGEN JUWELEN' EN WATTNED'S CHOICE AWARDS (NETTIES 2016)|| Wat zou jij doen als je 's nachts alleen in een bos rent en achtervolgd wordt door je eigen volk? Zou jij de hulp van een knappe en mysterieuze vreemdeling...