||15|| Oude Wonden

1.8K 161 56
                                    

''A true friend is someone who is there for you when he'd rather be anywhere else.''

-Len Wein

Elys haatte vuur niet. Ash had haar laten zien hoe mooi en levendig vuur kon zijn, dat het je warmte en veiligheid kon geven. Maar dat was niet hetzelfde als dit. De scherpe onmiskenbare geur van vernietiging, van een alles consumerend vuur, omringde haar. Rook kringelde langs haar benen omhoog en streek kietelend langs haar gezicht, alsof het een spelletje met haar wilde spelen. De geur was doordringend en haar longen schreeuwden om frisse lucht.

Elys kuchte, haar ogen traanden door de prikkende rook, en gedesoriënteerd richtte ze zich iets op. Ze probeerde om haar heen te kijken, maar ze zag niets meer dan donkere walmen, een roodgloeiende lucht, vlammen en een stuk afgebroken hout naast haar. Het leek op een reling van het luchtschip. Ze kwam kreunend overeind en keek verdwaasd naar al het puin dat om haar heen lag. Overal lagen gloeiende houtsplinters en rechts van haar zag ze, zelfs door de dikke rook, een groot donker gevaarte uit de grond steken.

Het schip.

Ijselijk gegil, stromende regen, snijdende wind en zilveren ogen flitsten aan haar voorbij. De herinneringen volgden elkaar snel op en Elys' maag kromp samen. Waar was iedereen? Waren ze gewond? Of erger?

Ze zette moeizaam een paar stappen, hoestte, en probeerde nog eens haar omgeving te bekijken. Ze had nauwelijks zicht door de rookwolken die dikker en dikker leken te worden. Waar was Ash? Ze wierp haastig blikken om haar heen. Op het schip was hij bij haar geweest, maar nu was hij nergens te bekennen. Een naar zeurend gevoel verspreidde zich door haar lichaam en angst leek haar te verstikken. Wat als ze de enige was die nog leefde?

Elys wilde het uitschreeuwen. Ze wilde de namen van Ash, Dhalys, Istar, Nhani en de rest van de bemanning roepen, maar haar keel was gortdroog en het geknetter van het verwoestende allesverslindende vuur was te overheersend. Niemand zou haar horen. Ze was helemaal alleen.

''Gaat het goed met je?''

Haar hart maakte een sprongetje en geschrokken draaide ze zich om naar de stem. Door het rookgordijn kwam langzaam een jongeman tevoorschijn. Hij liep langzaam, alsof hij op zijn hoede was, en kwam voorzichtig dichterbij. Uit de rook doemde zijn smalle pezige lijf op dat was gekleed in een donkergroene broek en een olijfkleurige tuniek die over één schouder hing en om zijn lijf was gedrapeerd. Het deed haar denken aan de kleding van de Sentík, spirituele mensen die geweld schuwden, zich bezighielden met filosofie en een wereld van rust, vrede en harmonie nastreefden. Ze had niet geweten dat de Sentík ook op de Noordelijke Eilanden verbleven. Elys vermoedde in ieder geval dat dat de plek was waar ze waren neergestort. De jongen kwam nog wat dichterbij en stak zijn hand iets naar haar uit.

''Gaat het?'' vroeg hij weer en Elys merkte op hoe zacht zijn stem klonk, maar misschien dacht ze dat alleen door het vreemde accent van de jongen. Zijn woorden leken aan elkaar te vloeien, maar zijn accent kwam haar niet bekend voor.

''We zijn neergestort,'' antwoordde, haar stem raspend en krakerig. Haar keel voelde aan als schuurpapier.

De jongen hield zijn hoofd iets schuin waardoor donkerblonde lokken voor zijn gezicht vielen. Hij leek even diep in gedachten te zijn verzonken.

''Ja, dat weet ik. Ik zag hoe jullie schip geraakt werd en brandend neerstortte," zei hij kalm.

Plotseling spitste hij zijn oren en wierp vluchtig een behoedzame blik om zich heen. Hij hoestte en maakte snel een klein elegant gebaar met zijn hand. De rook om hen heen draaide weg en Elys merkte dat ze eindelijk diep kon ademhalen zonder as te inhaleren.

The Frostfire PrinceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu