||54|| Het Eeuwige Vuur

935 87 105
                                    

"Why are my sons followed thus by darkness?"

―Ursula K. Le Guin, The Left Hand of Darkness

Ash liep de cel binnen en bleef voor Elys en zijn vader staan met grote ogen, tijdelijk niet in staat om zinnige zinnen te produceren. 

Lila en Sage stapten de cel ook binnen en blijheid vulde Elys. Iedereen was oké. Voor nu althans.

''Wat doet je vader hier?'' vroeg Sage, maar Ash haalde zijn schouders op en keek vragend naar Elys.

Ze beet op haar lip en wierp een blik naast haar, waar Egan nog steeds aan het tekenen was. ''Ik weet ook niet waarom hij hier is. Ik wilde het vragen, maar ...''

Haar stem stierf weg.

''Maar wat?'' vroeg Ash zacht terwijl een diepe frons zichtbaar werd op zijn gezicht. Zijn zilveren ogen gleden over zijn vader, maar hij vroeg zich vast af waarom zijn vader totaal niet reageerde op zijn omgeving. Ash had zijn vader immers als ruim een jaar niet gezien.

''Ik heb geprobeerd met hem te praten,'' begon Elys voorzichtig, ''maar hij is verward.''

Ze leunde iets naar voren en fluisterde zacht, zodat Egan het niet kon horen: ''Hij denkt dat Nuria nog steeds leeft en sommige vragen stelde hij twee keer. Ik heb alleen even met hem kunnen praten over zijn tekeningen, maar dat was dan wel belangrijke informatie.''

Haar ogen gleden naar Ash. ''Ik weet wat er met je gebeurd is en wie De Slang is.''

De lucht leek zwaar te worden, zwaar van de tientallen vragen die te lezen waren op de gezichten van Ash, Sage en Lila.

''Ik wil jullie theekransje niet verstoren,'' bromde een voor Elys onbekende stem, ''maar de koningin heeft me gezegd dat we weinig tijd hebben.''

Een mollige jongeman betrad de cel en Elys hoorde het geklingel van sleutels bij elke stap die hij zette. De jongeman was enorm lang —hij torende zelfs boven Ash uit — en hij had een grote bos donkere krullen. Vol verbazing herhaalde Elys de woorden van de jongeman in haar hoofd. Had hij echt — zij het in andere bewoordingen — gezegd dat koningin Celia degene was die achter deze ontsnapping zat?

''Dus,'' bromde de jongeman terwijl hij zijn dikke, gespierde armen over elkaar sloeg ,''schiet op en haal haar hieruit. Die man is niet belangrijk voor ons.''

Ash' hoofd schoot richting de jongeman en zijn blik was vlijmscherp. ''Die man is de koning van Ignuron,'' siste hij en de jongeman deinsde iets achteruit. ''Hij is mijn vader en ik wil weten waarom Celia hem heeft opgesloten in deze muffe kerker, Tomar.''

Angst schoot voor een moment over het gezicht van de jongeman, Tomar, maar hij rechtte zijn schouders snel en keek met een frons neer op Ash — die overigens totaal niet onder de indruk leek.

''Ik volg alleen haar bevelen. Ik weet niet wat de beweegredenen en plannen van koningin Celia zijn,'' zei hij kalm. ''Uw vader bevindt zich waarschijnlijk op een van de veiligste plekken van Ignuron. Koningin Celia doet niets zonder goede reden. Dat is iets waar ik zeker van ben.''

Ash snoof en hij draaide zich weer om, naar zijn vader. Hij liet zich op zijn hurken zakken en pakte de handen van zijn vader, zodat koning Egan wel gedwongen werd te stoppen met tekenen en op te kijken. Zijn gouden ogen lichtten op.

''Aedan?''

Ash knikte en een kleine glimlach verscheen op Egans karamelbruine gezicht.

''Weet je waar je moeder is? Ik heb haar al een tijdje niet meer gezien.''

The Frostfire PrinceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu