"War must be, while we defend our lives against a destroyer who would devour all; but I do not love the bright sword for its sharpness, nor the arrow for its swiftness, nor the warrior for his glory. I love only that which they defend."
—J.R.R. Tolkien, The Two Towers
Ash' ogen gleden razendsnel over het rommelige handschrift op de brief. Zelfs in de nacht die alleen maar verlicht werd door maanlicht kon Elys zien dat hij bleek wegtrok. Een schaduw viel over zijn gezicht en met een gefronste wenkbrauwen keek hij op naar Istar.
''Ik denk dat we inderdaad veel te bespreken hebben.''
Zonder verder wat te zeggen stond Ash op om vervolgens richting de herberg te lopen die niet al te ver verwijderd was van het meertje. Istar knikte eerbiedig en met zijn allen volgden ze Ash, die in zijn zwarte kleiding niet meer was dan een schaduw. Het was vreemd, dacht Elys, hoe weinig er gezegd werd, hoe bedrukt Istars gezichtsuitdrukking was en hoe Ash' open en vriendelijke houding totaal was omgeslagen.
Sage en Lila liepen vlak achter Ash en het enige wat Elys hoorde, waren flarden van een gesprek dat te serieus leek voor haar reisgenoten. Wisten zij wat er aan de hand was? Waarom Istar was opgedoken?
''Hoe gaat je training?'' vroeg Istar plotseling met zijn lage stem.
Elys schrok op uit haar gedachten. Ze had niet doorgehad dat de luchtstuurder naast haar was gaan lopen. Zijn zwarte ogen weerspiegelden de nachthemel en ondanks zijn onheilspellende brief glimlachte hij.
''Goed,'' antwoordde Elys. ''Ash is een geweldige leraar. Ik hoef geen Ura meer te gebruiken en ik kan nu zelfs water voelen en uit de lucht halen.''
Istar trok verbaasd zijn wenkbrauwen op. ''Arús Namos, dan ben je inderdaad erg vooruit gegaan.''
Elys glimlachte. ''Ja, maar ik moet nog veel leren. Vooral qua snelheid en voetenwerk, volgens Ash dan.''
Ze wierp een ongeruste blik naar voren. Ash had geen woord gezegd na het lezen van de brief, maar zijn blik zei genoeg. Hij was nerveus: zijn linkerhand zweefde constant boven het heft van zijn zilveren zwaard.
''Wat is er aan de hand, Istar? Wat staat er in die brief?'' vroeg ze op gedempte toon.
De luchtstuurder keek stuurs voor zich uit, zijn donkere wenkbrauwen in een diepe frons gevouwen. ''Problemen...grote problemen. Ik denk dat we een onzekere toekomst tegemoetgaan, Elys.''
Ze beet op haar lip. Het was niet wat ze had willen horen. Er waren al genoeg dingen waar ze zich zorgen over maakte. Een koele wind speelde met haar haar en rillend sloeg ze haar armen over elkaar.
''Ik ben blij je weer te zien, Istar,'' zei ze met een glimlach.
''Ik ben ook blij om jullie weer te zien,'' antwoordde hij, maar er flikkerde spijt in zijn ogen. ''Ik had alleen gehoopt dat het onder andere omstandigheden was.''
Ze hadden de herberg bereikt. Het was niet veel meer dan een middelgroot vierkant gebouw met muren opgetrokken uit rode steen die in de nacht meer donkerpaars leken. Achter de lage deur liepen smalle, slecht verlichte gangetjes die leidden naar enkele slaapkamers en een gezamenlijke eetruimte. En dat was de plek waar ze naartoe liepen. Voordat Elys ook maar goed en wel de kamer was binnengelopen, hoorde ze een vertrouwde stem roepen.
''Elys!''
Dhalys was uit een stoel opgesprongen en haastte zich enthousiast naar haar toe met Quin—die flink was gegroeid—in haar armen. Ze was nog precies zoals Elys zich herinnerde: enthousiast, spontaan en warm. Haar donkere krullen dansten en haar bruine ogen fonkelden.
JE LEEST
The Frostfire Prince
Fantasy||WINNAAR VAN THE WATTYS 2016 'VERBORGEN JUWELEN' EN WATTNED'S CHOICE AWARDS (NETTIES 2016)|| Wat zou jij doen als je 's nachts alleen in een bos rent en achtervolgd wordt door je eigen volk? Zou jij de hulp van een knappe en mysterieuze vreemdeling...