Hoofdstuk 25

651 51 4
                                    

Meer dan een uur ging voorbij voordat Kay en Lila ook maar enig geluid van boven zich hoorden komen. Er klonken voetstappen in het gebouw en ze rechtten meteen beide hun rug. Waarvoor zou Matthew dit keer komen? spookte door haar hoofd.

De klep van de kelder ging open, maar boven hen stond helaas geen Matthew. Er stond een nog onbekende man in de luikopening. Hij was erg gespierd en zag er gemeen uit. Hij had iets vijandigs, maar Lila kon er niet precies haar vinger opleggen waarom. Met een bliksemsnelle beweging nam hij een sprong en stond plotseling in de kelder aan hun voeten. Verbaasd staarde Lila hem aan.

'Doe jullie handen op jullie rug,' snauwde hij. Zijn stem klonk kil en had iets overweldigends. Het had iets machtigs, een volwaardig leiderschap dat door zijn stem heen klonk. Met hem viel niet te spotten, onder geen enkele omstandigheid.

Lila vertrouwde hem voor geen cent, maar stond op en deed wat hij vroeg. In één gevecht met een veel te sterke man verwikkeld raken was deze week wel genoeg. Ze zou toch niet van hem winnen. De man haalde meerdere tiewraps uit zijn veel te grote broekzak. Lila wist gelijk wat hij van plan was: hun handen vastbinden. Maar waarvoor? dacht ze. Kay en zij zaten toch "veilig" opgesloten in de kelder?

Kay ging eerst nog beschermend voor haar staan, maar Lila stelde hem gerust door haar hand even op zijn schouder te leggen. Ze keek hem bemoedigend toe. Ze wisselden even een paar blikken uit, totdat Kay schouderophalend zich met zijn rug naar de man toedraaide en zijn handen tegen elkaar op zijn rug legde. Lila deed hetzelfde.

De man leidde hen de onstabiele trap op nadat hij hun handen met de tiewrapjes aan elkaar had vastgebonden. De kelder uit. Ze gingen de kelder uit! Maar snel wegrennen lukte haar nu niet meer met twee handen op haar rug.

Lila zag Matthew aan de andere kant van de kamer staan. Hij had zijn armen over elkaar geslagen en staarde naar de grond. Toen ze alle drie de trap op waren, liep hij zonder hen een blik waardig te keuren naar beneden, de kelder juist weer in.

Lila kreeg een duwtje in haar rug van de man die hen had vastgebonden. Hij keek haar niet aan, maar begeleidde Kay en haar ongeduldig het kamertje uit. Ze liepen door de lange gang van het kasteeltje naar een andere kamer.

Eenmaal binnen keek Lila haar ogen uit. Deze ruimte was niet kaal en leeg. Er was geen afgebladderde verf aan de muren en het had geen cementen vloer. Deze kamer was anders dan de rest van het pand. Het was volledig ingericht als kantoor. De twee zijmuren waren helemaal gevuld met enorme kasten vol met boeken en dure prullaria, zoals een hele rij porseleinen beeldjes. Op de achterwand hing een groot schilderij met een waanzinnig landschap. Daaronder een bureau van donker eiken. Opvallend was de antieke pendule die luid tikte in de doodse stilte die er in de kamer heerste.

Achter het bureau zat de kleine, stevige man die een dag eerder nog met een pistool in zijn hand naar hen had gewezen. Een rilling liep over Lila's rug. Ze dacht er liever niet aan terug. De stilte werd uiteindelijk verbroken door de man die Lila nog bij haar arm vasthield. 'Hier zijn ze, laten we beginnen.'

'Beginnen met wat?' vroeg Lila per ongeluk hardop. Ze wilde haar hand voor haar mond slaan, maar realiseerde zich pas dat haar handen aan elkaar zaten toen ze haar hand niet omhoog kreeg. De paniek sloeg toe. Wat waren ze met hen van plan?

De man stond op vanachter zijn bureau en gebaarde dat Kay en zij op de stoelen voor moesten plaatsnemen. Ze liepen ernaartoe waarna Lila zich voorzichtig op de zachtfluwelen fauteuil liet zakken.

'Ik heb me nog geeneens voorgesteld, mijn naam is John,' begon de man die blijkbaar John heette beleefd. Wat een echte heer was hij toch! Het leek er even op dat hij zijn hand ging uitsteken om hen een hand te geven, maar hij realiseerde zich wel net op tijd dat dat niet mogelijk was. Ondertussen verslikte Lila zich en hoestte hevig. Niemand stoorde zich eraan.

De man nam terug plaats op zijn zwarte bureaustoel en vertelde verder. 'Jullie hoeven je niet meer voor te stellen, want we weten al wie jullie zijn.'

Ja logisch, dacht Lila. Hun gezichten stonden megagroot inclusief namen op de voorpagina van de krant.

'Dus, Lila en Kay, ik ga jullie nu precies vertellen wat er van jullie verwacht wordt. En jullie gaan dat ook precies op die manier doen, begrepen?'

Lila knikte, maar in haar ooghoek zag ze Kay niet antwoorden.

'We hebben de politie al op een vriendelijke manier ingelicht dat we jullie hebben gevonden,' zei John. De manier waarop hij "vriendelijk" uitsprak, beangstigde haar een beetje. Vriendelijk was het hoogst waarschijnlijk niet geweest.

'Maar nu is de politie achterdochtig en willen ze horen of jullie nog wel levend zijn,' voegde John eraan toe. Hij keek hen verwachtingsvol aan, maar dan op een vijandelijke manier. Alsof het iets was waar hij absoluut niet blij mee was.

'Jullie mogen dus even een telefoontje plegen, maar hoor ik één verkeerde opmerking uit jullie monden komen, dan gaat de hoorn gelijk weer op de haak, begrepen?'

Lila keek op. De sprankeling van hoop in haar eigen ogen was duidelijk te zien wist ze. Toch leek het niemand op te vallen.

'En hoe weten we dat jullie ons niet gewoon vermoorden na dat gesprek?' vroeg Kay achterdochtig.

John en de andere man lachten uitbundig. Lila deinsde geschrokken dieper in de fauteuil.

'Daar zullen jullie ons dan maar op moeten vertrouwen,' zei John met een gemeen lachje en een sluwe trek rond zijn gezicht.

Oké, daar ging het vertrouwen dat ze hier levend uit zouden komen, dacht Lila. Ze geloofde hen absoluut niet, dus het laatste beetje hoop vloeide weg, geen sprankeling meer in haar ogen. Na het gesprek zou er gelijk een kogel door hen heen worden gejaagd en zouden de mannen er met het geld vandoor gaan. Een mooi toekomstbeeld. Tenzij ze voor die tijd nog konden ontsnappen...

'Nee, dit is geen moment voor grapjes nu.' De stem van John werd ineens weer serieus. 'Hierna zullen jullie naar een andere plek worden gebracht. De kans dat de politie het telefoongesprek traceert, is namelijk...' Hij deed alsof hij heel hard aan het nadenken was. '...zo'n honderd procent.'

John greep naar de ouderwetse telefoon op het bureau en draaide een nummer op de kiesschijf. Tegelijkertijd kwam de onbekende man aangelopen en knipte de tiewraps om Lila's polsen weer los. De hoorn werd meteen daarna in Lila's handen gedrukt. Verdwaasd keek ze naar het ding in haar handen. Langzaam legde ze de hoorn tegen haar oor.

Ze hoorde hem een paar keer overgaan, tot er werd opgenomen met een zelfverzekerde vrouwenstem. 'U spreekt met de politie, waarmee kan ik u van dienst zijn?'

De politie? Ze sprak met een echte politievrouw? Maar wat moest ze in hemelsnaam zeggen? Ja, hoi, ik ben hier met m'n vriendje en we zijn ontvoerd.

'Uhm, u spreekt met Lila Summer. Ik, uhm, moest laten weten dat Kay en ik, uhm, nog levend zijn?' probeerde ze. Ze kon zich daarna wel voor het hoofd slaan. Wie zei nu zoiets doms? Ze had beter haar eerste ingeving kunnen volgen: zeggen dat ze ontvoerd waren.

'Blijf even aan de lijn,' zei de politievrouw vlug. Lila hoorde geroep en getik van toetsenborden. Het was maar heel eventjes, daarna ging de vrouw verder. 'Is Kay Thomassen daar ook?'

'Ja, die is hier ook,' antwoordde ze.

'Luister goed, we zullen er alles aan doen om jullie veilig thuis te brengen. Jullie ouders...'

Verdere reactie kreeg ze niet meer, want de hoorn werd fel uit haar hand gegrist. Beduusd van wat zojuist gebeurde kon Lila niet meer helder denken. Tranen begonnen te prikken in haar ogen, waarom wist ze niet. Er zat een enorme dot watten in haar oren, niets hoorde of zag ze meer scherp. Ze staarde wazig voor zich uit en zag dat John degene was die de telefoon nu vasthield. Hij snauwde rap een stuk tekst van een papiertje in de richting van de telefoon en Lila ving maar half op wat. Het enige wat ze dacht te verstaan was een naam met het woord "pont" erin en toen een geldbedrag. Lag het aan haar of klonk die ongelofelijk hoog?

Lost in the woods with that boyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu