Hoofdstuk 12

770 61 3
                                    

Lila wreef in haar handen. Het waren net ijsklompen. Ze maakte een kommetje van haar handen en probeerde door erin te blazen haar handen een beetje te warmen. Het hielp niets.

Plotseling zag ze iets in haar ooghoeken bewegen. Twee smalle schaduwen gleden over haar armen en eindigden bij haar handen. Ze schrok van twee stevige handen die ineens om de hare lagen. Haar vingers begonnen te tintelen en zorgden voor een fijn gevoel. Ze liet haar handen zakken en rusten op haar buik. Kay volgde haar beweging en liet geen moment los.

Ze glimlachte. Waarom deed ze dat? Was het alleen door het feit dat ze had uitgevonden dat Kay haar leuk vond? Maar die ontdekking had ook iets anders bij haar losgelaten. Alsof het had vastgezeten aan het ander en ze het allebei samen uit haar hoofd had verbannen. Nu kwam ook het tweede vrij en besefte ze wat het was.

Zij vond Kay ook heel erg leuk.

Het werd weer eens tijd om iets tegen elkaar te zeggen, constateerde Lila. De stilte om hen heen had al lang genoeg geduurd. Veel te lang, maar ze had geen idee wat ze moest zeggen - laat staan wat ze moest doen - dus vroeg ze maar:

'Waarom zijn jongens altijd van die straalkacheltjes?' Het was het enige dat in haar opkwam. Misschien niet al te fantastische opmerking, maar ze had de woorden al uitgesproken en kon niet meer terug.

Kay lachte. Het was een lach die anders was dan anders, maar het klonk hoe dan ook niet raar. Ze draaide zich om en keek hem niet-begrijpend aan.

Vermaakt keek hij terug. 'Dat was nou echt dé reactie die ik het minst van allemaal had verwacht,' zei hij triomfantelijk. 'Je had op z'n minst met een bedankje kunnen komen of iets dergelijks, maar nee, madame vraagt zich af waarom jongens altijd straalkachels zijn.'

Lila voelde zich rood worden en verslikte zich. Een vreemd kuchgeluidje ontsnapte uit haar keel. Vlug draaide ze zich weer naar voren, weg van Kay. Ze sloot haar ogen en het enige waar ze zich nog bewust van was, waren de twee gespierde bovenarmen langs haar schouders, de krachtige handen waarmee hij haar handen verwarmde en de sterke borstkas waar ze op leunde.

'Zouden ze al naar ons op zoek zijn?' dacht ze hardop.

'Hé, kop op! Natuurlijk zijn ze ons aan het zoeken,' antwoordde Kay. Dat van haar moet wel erg treurig hebben geklonken als hij haar gelijk zo probeerde op te vrolijken.

'...we zijn ook al uren weg,' voegde hij er zacht aan toe.

'Dat laatste had je er niet bij hoeven zeggen,' mopperde ze.

Oké, hier voelde ze zich dus beslist niet beter door. Ze draaide zich opnieuw om en keek hem recht in de ogen aan. Zijn blik daarin was anders.

'Ben je ongerust?' vroeg ze.

Zijn lippen vormden een wrange glimlach. Ze wist precies wat hij nu zou gaan doen. Hij zou het proberen weg te lachen, maar daar trapte ze niet in. Niet met deze omstandigheden.

'Ja, je bent ongerust,' antwoordde ze toen maar zelf.

Het verbaasde haar dat Kay zich niet meer zo nonchalant als anders gedroeg. Oké, het was misschien niet helemaal gelopen zoals ze graag hadden gewild, maar hé, de wereld was niet vergaan.

'Maar, dat mag je helemaal niet zijn...' voegde ze er langzaam aan toe. 'Jij bent namelijk de stoerste van ons twee.'

'Je bent grappig wist je dat?' begon Kay opeens.

'Wat is dit nou weer voor opmerking? Ik probeer een serieus gesprek met je te voeren!' Waag het niet van gespreksonderwerp te veranderen, wilde ze er nog achteraan roepen, maar ze hield zich net op tijd in. Veranderden jongens altijd van gespreksonderwerp als het even iets te moeilijk en emotioneel voor hen werd? Waarschijnlijk wel dus. Alleen had ze nog niet echt een gesprek met andere jongens gehad om dat te controleren.

Kay lachte. Ja, lach maar. Wat is dit toch ongelofelijk grappig. Ze moest nu met iets goeds aankomen, anders stond ze voor schud.

'Nee, jíj bent grappig wist je dat?' antwoordde ze tegen Kay.

'Maar natuurlijk ben ik dat. Ik ben een echte grappenmaker,' reageerde hij vlot terug.

Ze schudde haar hoofd. Dit gesprek ging nergens meer over.

'Nou, gefeliciteerd.' Haar enthousiasme droop er vanaf. Wilde hij nu een taart kopen om het te vieren? Dat mocht wel van haar, maar dan moest hij zelf de uitweg van dit bos naar de bewoonde wereld vinden om een winkel tegen te komen.

Lila ging wat verzitten en sloot haar ogen. Haar oogleden voelden zo zwaar. Zo erg had ze het nog niet eerder meegemaakt. En wat was ze toch moe. Bijna net zo erg als die dag dat ze terugkwam van kamp uit groep acht. Ze grinnikte, die goeie ouwe tijd.

Deze dag had haar echt gesloopt en het was pas woensdag. Ze gingen nog zoveel leuke dingen doen, maar nu hield ze het wel voor gezien. Het enige wat ze nu wilde doen was slapen. Langzaam zakte Lila verder weg in dromenland en sukkelde tegen Kay's borstkas in slaap.


Lost in the woods with that boyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu