Ik rende door het bos. Ik zag het bos aan mij voorbij vliegen. Dit voelde zo goed! Het mooiste vond ik nog wel dat ik elk blaadje in detail kon zien, terwijl ik daarvoor veel te snel ga. Toen ik even niet oplette haalde Laurens mij in. 'Stop even', riep hij. Ik stopte. 'Zoals je weet jagen we op mensen' zei Laurens aarzelend, 'je moet snappen dat wij niet slecht zijn, we moeten dit wel eten, net zoals dat mensen dieren eten' Laurens had wel een punt. Is het dan niet zielig voor dieren dat wij hen eten? Ik vond van wel, dan zouden wij eigenlijk ook het recht hebben om mensen te eten. Ik knikte, 'Ja, snap ik' Laurens wenktte me. 'Kom eens hier staan', zei hij. Ik ging voor hem staan. 'We zijn niet ver verwijderd van de bewoonde wereld, doe je ogen dicht en luister naar de geluiden die je hoort en probeer de geuren in je op te slaan' Ik deed mijn ogen dicht en rook. Het eerste wat ik rook was het bos, ik rook de stofdeeltjes in het bos en de geur van natte bladeren. Ik hoorde in de verte, een paar honderd meter verder iets. Het leken voetstappen. Dat was niet het enige, een heerlijk aroma kwam uit die richting. Het aroma rook heerlijk.. Mijn keel begon er nog meer van te branden. Ik deed mijn ogen open en rende naar de plek waar de geur vandaan kwam. Laurens rende me achterna. 100 meter voor het mens stopte ik. De geur was nu zo sterk! Ik zag dat het mens een oude man was die aan het wandelen was. Ik kon mezelf bijna niet meer inhouden! Ik hield de gedachte vast dat vampieren mensen mochten doden, omdat mensen dieren doden in mijn hoofd. Nog voordat de man doorhad wat er aan de hand was had ik mijn tanden al in zijn nek gezet en dronk zijn bloed. Het smaakte lekker. 'Goed gedaan, Emily!', hoorde ik Laurens roepen toen ik al het bloed uit het lichaam had gezogen. Ik lachte naar hem. Ik keek naar zijn mooie blauwe ogen. Ik had het gevoel dat ik ging blozen. Toen bedacht ik ineens dat ik niet meer kón blozen. Laurens lachte terug. Hoe oud zou Laurens zijn. Ik schat hem even oud als mij, 17. Ik vroeg me af of hij en Vanessa samen zijn.. Het zou kunnen. Ik bedacht dat ik daar vanzelf wel achter zou komen, het is nog te vroeg om dat te vragen.
Het brandende gevoel in mijn keel werd al iets minder, maar was nog niet helemaal weg.
Laurens ging op de stam van een omgevallen boom zitten. 'Kun je je nog veel herrinneren uit je mensenleven?', vroeg hij opeens. Daar moest ik even over nadenken.. Mijn mensenleven.. Het leek zo ver weg. Opeens realiseerde ik me hoe ongerust mijn ouders zouden zijn! en Tom... Wat zouden ze nu wel niet denken! Ik zag mijn ouders voor me, helemaal in tranen, pijn te lijden, omdat ik opeens weg was.. Laurens zag mijn reactie. 'Ik wil naar mijn ouders.. En Tom', fluisterde ik. 'Emily..', zei hij, 'dat gaat niet..' Ik hapte naar adem. 'Waarom niet? Ze zullen doodongerust zijn?! Ze zullen de politie inschakelen en mij voor vermist opgeven!' 'Heb je enig idee waar wij nu zijn?', vroeg Laurens. Ik schudde mijn hoofd. 'Canada', zei hij, 'we zijn duizend kilometer verwijderd van New York, we zijn nu vlakbij een dorpje met maar 1000 inwoners! En trouwens, je kunt de eerste paar maanden toch niet te dicht in de buurt komen van mensen' Verward keek ik hem aan. 'In de eerste paar maanden na je transformatie ben je op je sterkst en kun je jezelf moeilijk inhouden, later neemt het af, niet alleen dat, ook de dorst' Ik bedacht dat ik een plan moest bedenken. Na een paar maanden, zou ik weer naar school kunnen! Voor de eerste keer in mijn leven had ik zin om naar school te gaan. Ik glimlachtte.