'Ik hou van je,' fluisterde Liam in mijn oor, 'al vanaf het eerste moment dat ik je zag.'
Toen raakten we het wateroppervlak. Met een enorme plons vielen we in het water. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Hield ik van Liam? Ja, ik hield wel van hem.. Maar als van gewoon een vriend.. Of meer dan dat?
Het koude zeewater sloeg ons tegen de witte krijtrotsen. 'Dat was leuk hé!' riep Liam boven het geluid van de golven uit. Ik glimlachte.
Een seconde later klom ik met een enorme snelheid weer omhoog. 'Emily!' riep Liam, 'waar ga je heen?'
Weg, dacht ik. Ik begon nog sneller te klimmen. Ik wilde terug naar huis, terug naar Vanessa en mijn nieuwe familie.
Na ongeveer 50 kilometer stopte ik om even tot rust te komen. Ik bedacht te laat dat Liam mij volgde. 'Emily,' zei hij kalm, 'het spijt me. Ik had je niet mogen zoenen.'
Ik wilde het liefst mezelf omdraaien en wegrennen, maar iets weerhield me. 'Met jouw gave kun je toch zien wie er voor elkaar voorbestemd zijn?' vroeg ik voorzichtig. Liam knikte instemmend. Volgensmij wist hij al waar ik heen wilde. 'Ben ik.. Voorbestemd voor jou?' Ik sloeg mijn blik neer, want ik durfde Liam niet aan te kijken.
Liam zweeg. 'Nee, voor mij niet en voor Laurens trouwens ook niet voor als je het wilde weten.'
'Maar waarom zoende je me dan?'
Liam zuchtte een keer diep. 'Je lijkt zo veel op Mary..' zuchtte hij, 'vanaf het eerste moment dat ik je zag..' Liam schudde zijn hoofd, 'ik dacht dat jij Mary was.. Dat ze toch niet dood was..'
'Wie is Mary?' vroeg ik verbaasd. 'Mary was voorbestemd voor mij, ze was een mens..'
'Wat naar voor je.' zei ik vol medeleven. 'Mary kwam ongeveer tien jaar geleden om bij een auto-ongeluk en ik was te laat om haar nog te redden.. Ik denk nog elke dag aan haar, maar toen zag ik jou.'
Liam liep naar me toe. 'Het spijt me,' zei hij. Ik durfde Liam niet aan te kijken. 'Je doet me gewoon zo veel aan haar denken.' zei hij, 'en ik beloof, nee ik zweer dat ik je ga beschermen tegen Nina en Laurens! Je gaat niet dood, want dan moeten ze eerst langs mij!'
Ik glimlachte mistroostig, 'zo ver zal het komen.'
Even later renden we samen weer naar huis, zwijgend over de gebeurtenissen van die dag dachten we allebei aan wat er over twee weken ging gebeuren.