16.1. Droom van het verleden

791 82 25
                                    

Zo viel ik in slaap niet wetend dat ik de volgende dag me afgrijselijk zou voelen door mijn dromen...

***

Goner

~ I've got two faces, blurry's the one I'm not ~

Twenty one pilots


25 Augustus 1513


Net iets buiten Londen stond een huisje, een bekend huisje. Het huisje was van hout en was overduidelijk toe aan een opknapbeurt. Om het huisje heen waren akkers en op de akkers waren mensen aan het werk. Het huisje was eigenlijk een schuur en in die schuur lagen hopen met hooi. In die hopen met hooi zat een jongetje van ongeveer tien jaar oud verstopt. Hij zat daar stil, hooi in zijn haar en kleren en hoopte dat hij niet zou worden gevonden. De deur van de schuur ging open.

'Ik weet dat je hier bent, kom te voorschijn!' riep er een stem, maar het jongetje verroerde geen vin. Degene die had geroepen liep naar binnen en liet de houten vloer onder zijn voeten kraken. 'Kom uit je verstopplek, ik heb je de schuur in zien lopen!' Het jongetje bewoon nog steeds niet en begon zelfs zijn adem in te houden.

'Ze zullen me nooit vinden,' Dacht hij en klemde zijn armen nog strakker om zijn benen. 'Ze gaan wel weg als ik niks zeg of doe.' Hij had gelijk en degene die hem aan het zoeken was verliet zuchtend de schuur. Opgelucht haalde het jongetje adem en kroop het hooi uit. Lachend legde hij zijn handen in zijn nek, de idioten trapten er altijd in. Nadenkend keek hij om zich heen... Wat zou hij nu gaan doen? Hij had de hele dag vrij!

'Zou Yerras zich ook hebben verstopt...?' vroeg het jongetje zichzelf af en liep naar de deur toe. Op zijn hoedde stapte hij naar buiten en glipte langs alle hard werkende mensen. Hij snelde naar de uiteindes van de akkers en draaide zich om. Waar zou Yerr kunnen zijn? Zijn ogen scande de velden af en ergens in de verte herkende hij zijn broer. Het jongetje wilde schreeuwen, maar zag in dat dat niet zo slim zou zijn. Yer verstopte zich namelijk ook. Hij zat tussen het graan en werkte zich ook naar de rand van de akkers. Het jongetje dook ineen zodat hij niet zou worden ontdekt en sprong het korenveld in. Als snel waren de broers herenigd en begonnen ze te lachen.

'Ook geen zin om te werken?' vroeg Yerras met twinkelende ogen aan zijn broer.

'Wie wel? De zon schijnt!' antwoordde die opgewekt.

'Die schijnt wel vaker,' lachte Yer en gaf zijn broer een por.

'Wat gaan we doen?' Een duivelse glimlach verscheen op Yerras' gezicht.

'Weg van hier!' Het jongetje lachte.

'Beste idee ooit!' 

De jongens liepen onopgemerkt over het erf en rende de weg over. Na een tijdje kwamen ze bij de bewoonde wereld aan. Niet dat er geen mensen in de buurt van de akkers woonde, maar de broers vonden de mensen daar te saai en wilden liever in de stad rondlopen. Het liefst bezochten ze hun oudere broer die al sinds jonge leeftijd bij de bakker werkte.

'Gaan we bij Jack langs?'

'Gaan we dat ooit niet?'

Ze liepen over de stenen straten en wrong zich door de kleine steegjes. Uiteindelijk roken ze de geur van vers gebakken brood en ze begonnen zich sneller te verplaatsen. Jack zag de twee al van verre aankomen en lachte.

'Zijn jullie er weer?' vroeg hij lachend met meel in zijn gezicht en in zijn bruine haren. De jongens knikten. 'Gaat het goed op het erf?' Ze knikten weer.

Leerling van De Dood [OUD]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu