39. Adam

1.7K 103 30
                                    

Alles was wit.
Helder, fel, wit licht was het enige wat ik zag.
Er was niks om me heen te bekennen, geen enkel teken van leven.
Ik begon te rennen, maar er leek geen einde aan te komen.
Waar was ik beland?

"Adam" galmde er.

Ik draaide me om, probeerde te achterhalen waar het geluid vandaan kwam.
Maar het bleef maar galmen, zelfs daar kwam geen einde aan.

"Adam... Adam... Adam..."

Ik probeerde mijn oren met mijn handen te bedekken maar het ging niet weg.

"Adam... Adam... Adam..."

Ik sloot mijn ogen en kromp in elkaar.

"Adam... Adam... Adam..."

Het geluid leek wel steeds scheller te worden.
Ik zette mijn nagels in mijn hoofd en ademde zwaar.
Ik begon geloof ik gek te worden, als ik dat tenminste nog niet was.

"Adam... Adam... Adam..."

"STOOOOOOOOP"

Ik sperde mijn ogen wijd open en kwam geschrokken overeind.
Mijn ademhaling ging gehaast en mijn ogen waren hard bezig om het beeld om me heen scherp te stellen.

"HIJ IS WAKKER! IEMAND? HIJ IS WAKKER GEWORDEN!"

Geschrokken keek ik opzij, waar een meisje stond.
Toen ze zag dat ik haar aankeek glimlachte ze breed.

"Ik was zo bang dat je nooit meer wakker zou worden" fluisterde ze en een traan liep over haar wang heen.

Ze pakte mijn hand vast en het enige wat ze deed was me aan kijken.
Ik fronste en nam de tijd om haar in me op te nemen.
Ik deed mijn mond open om wat te zeggen maar ineens kwam er nog iemand binnengerend.
Het was een man, hij had groene kleding aan, gecombineerd met een groen mutsje over zijn hoofd.
Hij kwam op me afgelopen en begon dingen in te tikken op een apparaat naast me.
Hij pakte mijn arm beet en friemelde wat met de buisjes die aan mijn arm verbonden waren.
Wat waren die buisjes op mijn arm, wie waren deze mensen en waar was ik überhaupt.

"Laat me los!"

Ik rukte mijn arm uit de man zijn handen en een pijnscheut schoot door me heen.
Ik legde mijn arm neer om de pijn te verminderen en keek moeizaam om me heen.
Ik was verbaasd over mijn eigen stem, mijn eigen gezicht die ik in de weerkaatsing van de spiegel zag die aan de muur hing en over het feit dat ik me geen eens kon herinneren wie ik was.
Ik keek weer terug naar de man, die me met gemaakte geruststellende ogen aankeek.

"Rustig maar, ik ben dokter Rutger. Ik zorg ervoor dat alles goed met je gaat, ik zal je niks aan doen"

De man, oftewel dokter Rutger, glimlachte en pakte opnieuw mijn arm beet.
Argwanend keek ik toe hoe hij aan de buisjes draaide en controleerde of ze nog goed vast zaten.
Ik walgde van zijn gemaakte vriendelijkheid en probeerde te bewegen.
Maar ik was te vermoeid om ook maar de moeite te nemen.
Hoe meer ik me concentreerde om me te bewegen, hoe meer ik realiseerde hoeveel pijn ik eigenlijk had.
Hij pakte een stoel uit de hoek van de spierwitte kamer en schoof deze naast het bed waar ik op lag.

"Zo, begon hij "hoe gaat het nu met je"

Ik klemde mijn kaken op elkaar.
Hoe het met me gaat?
Wat denk je nou zelf hoe het met me gaat?
Ik weet niet wie ik ben, waar ik ben of ook maar enig idee van wat er gebeurd is en hoe ik hier beland ben.
Maar nee, het gaat echt helemaal fantastisch.

"Kan niet beter" mompelde ik en om een of andere reden haalde deze 'Dokter Rutger' het bloed onder mijn nagels vandaan.

Hij deed geen eens iets wat me zou moeten irriteren, maar toch alleen zijn uitstraling al deed iets met me.
Ook het meisje dat naast me in de stoel vol interesse zat toe te kijken, ik weet niet wat ik van haar zou moet denken.

"Wat kan je je allemaal nog herinneren, Adam?" vraagt dokter Rutger terwijl hij wat dingen opschreef op een notitieblok.

Adam...
Dat was ook wat ik hoorde in mijn droom.
Dus ik was Adam?
Ik probeerde mijn naam aan herinneringen te koppelen, maar er waren geen herinneringen om hem aan te koppelen.

"Adam? Wat kan je je allemaal nog herinneren?" vroeg dokter Rutger opnieuw, hij draaide zich om en rommelde wat aan een piepend apparaat dat naast me stond.

Ik had de neiging om iets terug te snauwen, maar zelfs daar was ik niet sterk genoeg voor.
Ik sloot mijn ogen en probeerde wat herinneren, maar alles wat ik zag was een grote witte waas van fel wit licht.
Hoe hard ik ook probeerde, het licht leek alleen maar feller te worden.
Langzaam opende ik mijn ogen en keek ik de dokter doods aan.

"Niks" was het enige wat me lukt om zachtjes uit te brengen en opnieuw sloot ik mijn ogen.

His love, Her hateWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu