Hoofdstuk 21: Tijd (deel 1)

24 6 1
                                    


Salina beende het badhuis binnen. Barabas, de oudere slaaf die instond voor de temperatuur van de het water probeerde haar tegen te houden.

"Excuseer vrouwe Salina, schoenen zijn niet toegelaten."

Ze keek hem aan, haar ogen dicteerde dat ze geen tijd voor hem had. Hij opende zijn mond om te protesteren, waarna hij zich wijselijk bedacht.

Salina draafde hem voorbij naar het buhar. Achter de tulpvormige deur naar de met blauwe en gele steen versierde stoomkamer zat Weland, met zijn benen open op een marmeren bank. Een linde doek bedekte zijn benen net niet voldoende. Met afkeurende blik sipte hij donkere wijn uit een glazen beker met zilveren voet.

"Ah Salina," begon hij. 

Ze duwde de kruik wijn in zijn handen.

"Onze gastheers beste wijn."

"Dank je."

Ze sloeg hem met vlakke hand in het gezicht.

"Auw!" sneerde hij.

"Waar was dat goed voor?"

"Kun je geen paar dagen wachten voor je een nieuwe David begint te zoeken? Ben je vergeten hoe we in deze rotzooi terecht gekomen zijn?"

Ze draaide zich om.

"Waar ga je naartoe."

"Naar buiten!" snauwde ze.

"Wat?"

"Praat tegen me zodra je uit bad bent."

                                                         ********************

Weland's kaak gloeide rood waar Salina had toegeslagen. Er zaten flink wat frustraties achter. Hij beet op zijn tanden. Frustraties of niet ze had geen excuus om haar hand tegen haar meester te verheffen.

"Doshfaatse teef..." mopperde hij tegen zichzelf. Hij zou haar die klap nog wel betaald zetten... Zodra hij net iets minder van haar afhankelijk was.

Een jonge slaaf schuifelde de kamer binnen. Haastig, zonder zijn blik van de vloer te halen legde hij een stapel kleren op de tafel van het prothalam, de kleedkamer van het buhar gescheiden door deur in dik blauw glas in een koperen frame met zilveren accenten. Hij verdween weer zonder een woord uit te brengen.

Weland zuchtte. Het zou kunnen dat hij zich tikkeltje te opdringerig had gedragen. De voorbije weken onder de arena hadden hem niet bepaald geduldig gemaakt. Dat was geen excuus voor een gebrek aan charme.

"Zonder charme kwam je nergens." Dat wist hij maar al te goed.

Tot zijn verheugenis waren de voorziene kleren waardig aan zijn status. He was te zeggen, zijn status als meesterhandelaar, niet dat van ter dood veroordeelde sodomiet. Houten sandalen, een aquamarijne pofbroek met gouden accenten aan de voeteinden, daarboven een zeegroene tuniek met lage kraag, een lange vermiljoenen vest tot op zijn heupen met purper patroon en zilveren zoom. Zijn gastheer had zijn best gedaan.

Opgetooid in kleren van zijn stand voelde Weland zich herboren. De rijke stof vulde hem met een vertrouwde warmte. Met een hernieuwde waardigheid keerde zijn zelfvertrouwen weer.

"Linnen en fluweel, het harnas van de koopman."

Uitgedost in tastbare weelde, bogen kerk, kroon en zelfs een Khan voor de lokroep van het zoete zilver en goud. Gelijk hadden ze, de juiste woorden, een handdruk en de krul van een pen veranderde een tnip in een kba in Hassans Keep, net zo goed als een stuiver in goudfrank in Daiterra. En in een oogwenk vermenigvuldigde een enkele goudfrank zich tot vele en veel meer. Dat was de magie van de handelaar. Voor ingeweide beter bekend als creatieve rekenkunde. Voor hen een handig trukje, maar magisch voor het ongeoefende oog.

Weland verliet het badhuis met een grijns op zijn gezicht. Voor het eerst in weken voelde hij zich wakker en levend. Hij besloot het landgoed te verkennen vooraleer Salina bij zich te roepen, een kwestie van uit te vinden waar hij mee te maken had.

De Villa kon in grootte niet op tegen het Karnaki Paleis waar Weland zijn voormalig appartment had. Maar dat paleis was dan ook gebouwd om een woonplaats en ontmoetingscentrum te zijn voor de top van de handelaarswereld van Darhal Salak, het jonge geld met rijkdom in schepen en handelsbetrekkingen. Een villa buiten de stad was het waarmerk van het oude geld. De stijl van de villa was dan ook eerder klassiek maar niettemin imposant, zelfs naar Doshfaatsen normen. Ruime vetrekken, weelderig versiert met mozaïek, en fresco's en meubelstukken in elke kamer.

Het landgoed was gebouwd rond een centrale rots waartegen het badhuis was opgetrokken. Onder de rots lag haar bron, de villa's kroonjuweel en levensader. Het brede koepeldak van het badhuis stak een schouderhoogte boven de rots uit en was was met goud beslagen. Vers, ijskoud water liep het badhuis binnen via marmeren kanalen bovenaan de koepel. Het water verliet het bouwwerk weer via een arduine goot onderaan de trappen.

Badwater vloeide vandaaruit naar beneden naar een ommuurde siertuin met olijf- en vijgenboomgaard. Druiventrossen hingen naar beneden langs zuilengangen opgetrokken tegen een versterkte buitenmuur. Complexe geometrische patronen vormde het geraamte voor een schaduwdak, doorweven van druivenstokken. Een tweede en derde watertoevoer liep via een stenen kanaal naar twee tegenoverstaande buitenmuren waar het water door fonteinen naar buiten vloeide.

Hassan Jacobus toonde zijn weelde graag. En hij had stijl. Weland was in onder de indruk van de beide buitenbronnen. Eén in de vorm van een naakte bronzen vrouw met lange haren, ranke vormen en waterkruik, de andere één of ander het mythologische leeuwenmonster met een slangenstaart en hondenkoppen in zijn manen. Beide uitmuntend vakmanschap.

De Thesireins-Doshfaatse bouwkunst eerde de bron als hart van het landgoed. Waar Daiaanse kastelen, bolwerken waren van bombastische poorthuizen, ringmuren, massieve torens, verstevigd met houten schietposten, palissaden en elke denkbare hindernis voor een mogelijke aanvaller, was de verdediging van een Thesireins landgoed eerder sober, economischer.

De villa controleerde het water. Wanneer het een initiële bestorming kon weerstaan was dat veelal voldoende. Niet veel legers vochten op volle kracht na drie zonder water onder de Thesireinse zon. Dikke muren, enkele wachttorens en een versterkte poort volstonden in Dofaatste krijgsleer.

Door de stabiliteit van het Khanaat kwamen belegeringen tussen rivaliserende Boyars nauwelijks nog voor. Vetes werden in de schaduwgangen van het hof uitgevochten. Of, tijdens een zwakker Khanaat, in de straten van de steden.

Overvallen op karavanen gebeurden regelmatig, maar konden, naar gelang de omstandigheden, beschouwd worden als een rechtmatige vergelding voor erezaken die moeilijk te bewijzen waren op het rechtsplein. Vaak werden dit soort aanvallen zelfs door de judicares geseponeerd als hun impact beperkt bleef. Het moest dan gaan om Doshfaatste onderdanen onderling die een geldige reden hadden om een eregeschil uit te vechten.

Het enige waar lokale heren als de dood voor waren, was een slavenopstand. Sinds de Vrije Karavaan Wetten, de Madja Kafalla Karuna, was ook deze vrees grotendeels verbannen. Landgoederen op eender welke handelsroutes van Darhal Salak zagen in alle tijden ten minsten twee karavanen per volle maan. Opstandige slaven konden makkelijk gebrandmerkt en verkocht worden voor ze genoeg aanhang kregen.

Bovendien had de veelvuldige komst van karavanen de landgoederen getransformeerd tot kleine handelsposten. Elke Boyar had een muntgewas of een handnijverheid waar de slaven op zijn villa in specialiseerde.

Weland hield van het systeem, de prijzen van olijfolie, geitenwol, fluweel, gedroogd fruit, lokale specerijen en alles wat de villa's konden produceren was substantieel gedaald. Aan de andere kant nam de vraag naar wijn, cider, honingmede, alle vormen van brandewijn, fijn laken, kant, bewerkte stenen, getrainde roofvogels, gezouten rund, felle kleurstoffen en vooral slaven, jaar na jaar toe. Waar het niet voor de xenofobe en corrupte Doshfaatste administeratie, had een groeiende handelaar zich geen betere bodem kunnen voorstellen.

Zo te zien was olijfolie met voorsprong het belangrijkste muntgoed van de Jabocus-Suleiman familie. Naast enkele tientallen bomen in de ommuurde tuin, keek het landgoed uit over een uitgestrekte olijfgaard buiten zijn muren. Jonge ezeltjes graasde tussen de bomen, vermoedelijk voor ruilhandel met de karavanen.

"Bon." zei Weland. "Genoeg geïnspecteerd."

Hij maakte zijn weg naar het marmeren terras, grenzend aan de siertuin en liet Anya roepen door de eerste slaaf die hij tegen kwam.

De Troon der Helden (Gepubliceerd)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu