Hoofdstuk 15: Deus Ex Magica

55 7 2
                                    

Leedvermaak tintelde om Sauls' lippen.

Zaraki's rood aangebrulde kaken waren werkelijk om van te genieten.

Kijk hem heen en weer schuifelen om de Khans woeste blik te ontwijken. Ooooh de vernedering. Dit boek zou een stripverhaal moeten zijn. Deze grijns was zijn gewicht in goud waard.

Het was een beloning op zich, hoewel ver van de hoofdprijs, die kwam er nog aan.

Toekomstig plezier maakte dit eigenste moment niet minder zoet, bijna zo zoet als de opkomende storm in de tribune.

"Een godsgericht," spotte hij. De Khan had hem geen betere gelegenheid kunnen geven.

In gedachten museerde hij een dankgebed aan Jalwah. Er zat een cynische ironie in het bidden tot Jalwah, toch voor een getraind fysimancer, maar om dat te snappen moest je zelf een Fysimancer zijn. Zeldzame, ware ironie.

Saul maalde er niet om niet begrepen te worden. Zijn gedachten en acties waren nochtans de logica zelf, duidelijk en simpel voor ieder die zijn hand kon lezen, maar die hoefde hij aan niemand te tonen, zelfs aan Desmond niet.

Saul vroeg zich af of er buiten de Khan, Zaraki en Desmonds iemand in de arena zat die zijn ironie begreep. Een hoog genoeg ingewijdde priester, misschien?

Priesters waren als de dood voor humor en voor fysimancers daarbij, beide hadden de neiging een waarheid te vertellen die nu eenmaal niet in hun kraampje pastte.

De heer van Vrankstad was overigens ook een bedankje waard. Saul bedacht zich dat de heer van Vrankstad de grap waarschijnlijk niet zo zou kunnen smaken. De overweldigde grimas op zijn gelaat deed vermoeden van niet. Zonde, hij stond toch op de eerste rij voor het schouwspel. Het minste wat je dan kon doen was ervan genieten, niet? Een deuntje fluiten en het van de zonnige kant bekijken, neen?

Aaaah, ongewilde poppetjes hadden altijd datzelfde angstsyndroom wanneer ze voor de beste goocheltruc van hun leven stonden. Zonde toch om niet te genieten van de stralende zon wanneer op jouw gefocust was.


Over zon gesproken, iemand in het publiek vond het grappig de zon recht in de ogen van de hogepriester te weerkaatsten. Nu dat was humor dat Saul kon smaken, zeker als het ten kosten ging van een omhooggevallen dwaas als Zaraki. Zelfs nu hield die idioot vast aan zijn belachelijke protocol.

"Doe voort, slangenaap!" schold hij luidop.

"Niemand geeft nog een moer om de titels en namen van de nieuwe kampioenen. Desmond nog het minst."

Desmond had al één kampioen eerlijk verslagen, zou hij nog geven om drie mindere krijgers?

Nu goed, eerlijk is eerlijk, Saul had van het gevecht genoten. Desmond had met Nasser gespeeld. Akkoord, genade was hem meer dan gegund, maar Saul twijfelde of Desmond zijn generositeit zou uitbreiden naar zijn volgende tegenstanders. Als hij echt moest voor zijn leven moest vechten zou Desmond zich niet inhouden.

Saul grijnsde. Voor zover hij hem kende was Desmond geen wreedaardig persoon. Toch niet iemand die genoot van moorden zonder reden. Hij vocht wanneer hij moest, of om een punt te bewijzen. Een uiterst rechtvaardig punt in dit geval. De vernedering van zijn vijanden was bijzaak, en hij schok er niet voor terug wanneer er tijd voor was en hij de bovenhand had.

"Zoete, zoete bijzaak." gniffelde Saul.

Niettemin had Desmond het gevoel voor drama van een volleerd kunstenmeester. De flair waarmee hij de khimar van zijn nek smeet deed het beroep van potsenmaker alle eer aan. "Tijd voor de hoofdact..."

Volk van Hassan's Keep!" schreeuwde Desmond.

"Is dit wat er van de eer van de Heilige Stad verworden. Is dit hoe Jalwah's uitverkorenen met de Heilige Wetten omgaan. Zonen van Hassan, ik herinner mij een andere tijd. Mijn naam is Desmond Draconarius, zoon van Ismaël Draconarius, kleinzoon van Titus Draconarius, de laatste Draak van Darhal Salak. Er was een tijd dat deze namen iets betekenden. Maar helaas, de Heilige Stad vergeet zijn geschiedenis even snel als zijn waarden."

De Troon der Helden (Gepubliceerd)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu