Hoofdstuk 11: De ene zijn dood (deel 2)

42 8 1
                                    

De waard werkte zich door de vechtende massa naar buiten.

"Bellesim Jalwah, help! Roep de stadswacht, Bellesim Jalwah! ROEP DE STADSWACHT, ALSTUBLIEFT!

"Tijd om er vandoor te gaan,"dacht Salina.

Een stevige hand greep de pols vast, haar zwaardarm. Haar tweede zwaard schoot tevoorschijn. De hand sneed los van zijn eigenaar. Salina wachtte niet op de schreeuw die erop volgde, noch keek ze aan wie die toebehoorde. Worstelend bereikte ze de buitendeur. De waard versperde haar de opening.

"Zij daar! Zij is de schuld, zij begon het knokken. Grijp haar, Bellesim Jalwah! Grijp haar!"

Salina's schouder ramde hem opzij. Speren en puntige helmen van de stadswacht kwamen door de straten gehold.

"Geen tijd voor excuses, vluchten!"

Ze stoof de straten in, haar benen traag. Moe van dagen zonder slaap. Alles wat ze had legde ze in haar lopen. Weg van de herberg! Weg van de stadswacht! Iemand volgde haar... Ze voelde zijn adem in haar nek. Hoe hard ze sprintte, grote, verbazend lichte, voetstappen hielde haar bij.

Ze durfde niet achterom te kijken. De achterbuurten van Ganzi lagen bezaaid met obstakels, gebroken straten, afval, verzakte steunpilaren, bedelaars, dode honden. In een bocht ving ze een glimp op van een grijze mantel, nauwelijks vijf passen achter haar. De steegjes werden smaller, kronkeld, intensief en wispelturiger. Instinctief dook ze onder een dwarsbalk die op ooghoogte over de straat versperde, onzichtbaar in de haast totale duisternis van de spelonken. Een doffe klap klonk achter haar rug. Een luide vloek in een Aventijns dialect dat ze niet meteen kon thuisbrengen. Dit was haar kans. In een laatste versnelling zigzagde ze door de nauwe bochten. Ze was helemaal de weg kwijt.

Geen spoor van haar achtervolger. Ze bleef staan. Heigend met handen op haar knieën gaf Salina zichzelf enkele momenten om op adem te komen. Haar borst daverde op en neer in het strakke pantser.

Ze was ontsnapt, dat was één ding. Haar missie om een voorvechten voor Weland vinden...

Weldra zou de zon opkomen.

************************

Weland rolde met handen voor zijn ogen over het stro. Raven krastten nog steeds om voedsel aan het raam.

"Alstublieft, laat mij slaap vatten,"

Hij smeekte. Voor het eerst in jaren, gebogen in een hoek van zijn cel, wilde hij bidden. Een straal maanlicht, viel door zijn raam naar binnen. Weland wist niet waarom, maar hij ging er in staan. Hij wist al lang niet meer tot welke god hij zijn smeekbeden moest richten. Jalwah? Io? Mitras? De vijftien, of de veertien en de Wisselende God. Het pantheon van Losha, de Zeven van Aventijn, de patroon van Vrankstad, De Helper der Reizigers, zijn voorouders, Ergodix, de Geesten der Natuur, de Demonen van de onderwereld? Of zelfs de Vijand van Alle, met zijn vele namen?

"Help me," fluisterde hij.

Geen antwoord. "Ik heb teveel gezegd, de god weggejaagd."

"Neen, net te weinig..." Sprak Egodix hardop.

Maakt je geen zorgen, Weland dacht het zijn woorden ware. Zijn geest is volledig doorééngeklutst, zijn zintuigen zijn naar de maan. Dit is het moment dat je als god met een mens kan spelen. Kennen jullie die videoclip van "Losing My Religion van R.E.M."? Dat is nu, hé, mensen. Ergodix is having a fieldday.

Weland had op zijn reizen mensen zien bidden, fluisteren tot teveel verschillende goden. Elke dag, elk uur, elk moment kozen mensen hun woorden. Het maakte priesters machtig en goden onverschillig.

Eén ding hadden ze allemaal gemeen, die zogenaamde goden, als ze al luisterde diende ze altijd hun eigen belangen. Die kwamen nooit overeen met de belangen van arme gebroken, verloren, blinde dwaas. Goden trokken enkel hun eigen pionnen vooruit.

De Troon der Helden (Gepubliceerd)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu