Hoofdstuk 14: Het Godsgericht (deel 2)

41 6 0
                                    

Oorverdovend kabaal donderde door de arena. Toeschouwers sprongen als wilde op de stenen banken. Weland voelde de fundamenten trillen in de zanderige houdgreep.

Nasser al Sharif stapte op zijn tegenstander af, kromzwaard dreigdartelend als een cobra voor een aanval. De onbekende krijger bleef onbewogen. Vanachter zijn schild scheen de ijskoude glinstering van scherp staal in zijn ogen, de blik van een wolf, speurend naar het moment om een fiere hertenbok de keel open te rijten. Misschien had iemand hem moeten vertellen dat hij vocht tegen een zwaar gepantserde cobra op mensenbenen maar daar was het te laat voor.

Al Sharif naderde tot op een zwaardlengte van de vreemdeling voor hij zijn eerste beweging maakte. Met een vriendelijke knik van zijn kin begroette hij de Doshfaat.

De mamluk beantwoordde de begroeting met een moorddadige grimas.

Al Sharif tikte de kling van zijn zwaard tegen het blazoen van zijn tegenstander, een brandend boek met een cobra erin.

Weland kon niet verstaan wat hij zei, maar een speelse glimlach verscheen op het gezicht van de vreemdeling, en knipoog zelfs. Het kon niet dat hij dat goed gezien had. Wat het ook was, al Sharif deed een woeste uitval. De Kafir, Welands kampioen, pareerde.

Al Sharif sprong achteruit, zijn grijns breed als het moment ervoor.

De Kafir had eindelijk bewogen. Het spel van voetenwerk begon.

Al Sharif begon behoedzaam rond zijn tegenstander te cirkelen. De kafir spiegelde zijn bewegingen.

Weland's hart bonsde in het zand. Hij kon onmogelijk zeggen hoe lang hun wals aanhield, maar hij voelde zijn bloed stollen. Iets wat zijn hartkloppingen des te pijnlijker maakte.

Al Sharifs' zwaard maakte ingewikkelde bewegingen. Hij testte de kafirs reacties met snelle voetstappen en schijnaanvallen vanuit elke hoek. Welands' kampioen volgde zijn passen, zonder één beweging teveel te maken.

Voor het eerst merkte Weland het verschil in gestalte tussen beide krijgers op. Zijn kampioen toornde boven de Doshfaat uit. Nasser Al Sharif stond bekend als één van grootste krijgers van Hassan's Keep, in naam als in gestalte, maar zelfs met de scherpe punthelm, die hem zeker een duim groter deed lijken, kwam hij niet boven de rand van de zijn tegenstanders khimar uit. Als de vreemdeling het verstand had opgebracht om een harnas te dragen, zou Weland hoopvol geweest zijn.

"Wat was dat toch met die gladiatorenmentaliteit? Hoe kon iemand er plezier in hebben zichzelf zo bloot te geven voor scherpe objecten? Stoerdoenderij was één ding, de arena aan een vleeshaak door je enkels verlaten was toch wel iets anders, zou je denken."

Als Welands' kampioen het publiek wou bespelen was hij er echter al wel in geslaagd. Op de tribunes floot het volk, werd geschreeuwd gescholden en bij elk van de kafirs bewegingen de adem ingehouden.

Nasser tastte af, onverstoorbaar. Het was hij die de eerste aanval inzetten. Een bliksemsnelle uithaal naar de hals van de heiden. De arena ontplofte in extase, gevolgd door een luide "ooooooh" toen de houw afketste op de ijzeren rand van de kaffirs schild.

Al Sharifs Kilij had het metaal nog niet geraakt of hij haalde opnieuw uit. Ditmaal lager, maar de onbeschermde zij van zijn tegenstander. Met een tijgersprong dook hij in de opening, zwaard vooruit, schild boven het hoofd. Gekromd staal scheerde vooruit om ongelovige darmen te doorboren. Het opgejaagde publiek volgde schreeuwend, scheldend en fluitend. Elke houw, elke schijnbeweging sneed de spanning in de lucht.

Een draai van zijn pols ketste het zwaard uit zijn richting. De kaffir repliceerde met een opwaardse houw naar Nassers Kin. De bovenrand van zijn traanvormige schild schoot naar voren en ramde het zilveren, en rijkversierde doshfaatste rondschild uit haar baan. Nasser wankelde achteruit.

De Troon der Helden (Gepubliceerd)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu