Hoofdstuk 2: Ontsnappen (deel 1)

71 9 2
                                    

De mannen van Yzerdoorn bleven vechten. Omsingeld en in het nauw gedreven bleven ze zich tot de tanden weren. Verblindend bloed spatte in hun ogen, hak bij wrik werd hun uitrusting van hun lichaam gesleurd, woordloze kreten van dood en verderf loeide op uit doorboorde longen. Ze riepen om Patos met het Brandende Bloed om hen bij te staan. Patos bleef onbewogen, alsof hij geen aandacht schonk aan de kortademige paniek van een stel krijsende speenvarkens. Even tussendoor, ik ken Patos persoonlijk, dat doet hij inderdaad zelden, maar dat is terzijde.

Waar Patos geen hand toesteekt watertandden minnestrelen om wanhopige moed te bezingen. Ergodix kan het weten. Tokelend op lier of vedel krijgen zangers vette beurzen voor een dergelijk lied bij de warme haarden van verveelde landsadel, hun buiken gevuld met spijs en gerst, zoete wijn in hun bekers. Zangers met ronde buiken die nooit een slagveld van dichtbij zagen zongen graag over krijgers die beladen met wonden door Mortigena met de Ijzeren Vingers naar de Nachtlanden gedragen werden om voor eeuwig te leven in het Fort der Gelukzalige in het groene hart van de sombere Onderwereld.

Ewan haatte stervensliederen. Hij had nog nooit een god gezien, niet in zijn wereld van weelde, niet op het slagveld.
En de heldenmoed die minnestrelen graag bezongen was niets dan wanhoop. Ik deel die mening niet maar ik kan hem respecteren.

In het nauwgedreven en op elkaar gedrukt als schapen in een stal, zonder spiesen, zonder formatie, vochten Yserdoorns' 'helden' met alles wat ze hadden. Met dolken, zwaarden, stukken van hun uitrusting, Ze vochten en ze vochten voor hun leven klauwend naar hun tegenstanders wanneer ze ook hun laatste wapens verloren hadden. Fijne goden die dat soort helden willen. Ik heb er zo ontelbare in mijn collectie. Af en toe haal ik zo een verhaal boven en brengt het de dames tot tranen, maar ik weet ze dan ook wel uit te kiezen.

Anyway, Ewan besefte dat hij geen plaats meer had in de slachting. Zijn strijdlust maakte plaats voor Ijskoude nuchterheid. Behoedzaam om lijf en leden niet langer te riskeren, maakte hij zich vrij uit het worstelkluwe.

De ene na de andere Ijzerschraper zakte ze tegen de grond. Volwassen mannen krijstten als speenvarkens. Hun bloed spatte dik op de razende valken, in het zilver pronkend op de schilden van de triomferende sergeanten.

Het was wapenmeester Keryll die finaal het pleit beslechtte. Met een laatste klap rijgde hij de aanvoerder der Ijzerschrapers aan zijn zwaard, dwars door zijn borstplaat.

"Onmogelijk," dacht Ewan. "Dat was een volstalen pantser."

De krijger zakte door zijn knieën. Een woordloze schreeuw hing over zijn lippen. Het einde van nog maar één van Yserdoorns' carrièrehaantjes in de Nacht van Bloed en Fakkels.

Het handje vol overlevende vluchtte in blinde paniek de nacht in, op de hielen gezeten door de huisgarde van Falclau.

"Laat ze!" Schreeuwde Ewan. "De strijd is voorbij."

Zijn mannen gaven de achtervolging op.

Ewans naakte hand streelde door de manen van het onbekende paard, gestolen uit de stallen van het Raadhuis. Het hijgde als een molenpaard. Ondanks zijn angsten had de hengst zich goed geweerd. Het beest had waarschijnlijk nog nooit dergelijk bloedvergieten van dichtbij gezien, laat staan eraan deelgenomen. Het dier had de bouw van een krijgsros maar de aanblik van een paradepaard, zilvergrijze vacht, zwarte manen, geen spoor van schrammen of wonden, een vlekkeloos onderhouden huid.

Paarden met krijgservaring waren schaars in de stallen van Schildenburg. Beproefde strijdhengsten bleven niet lang in het Kroondomein.

Met de campagnes in Borgië en onrust in de Zuidelijke Provinciën waren ervaren rossen haast permanent op campagne.

De Troon der Helden (Gepubliceerd)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu