Hoofdstuk 9: Het Paleis van de Stuhl (deel 2)

45 8 1
                                    

"Wilt u mij volgen, heren?" sprak de al Solomon. De Bakir leidde hen de hal binnen als waren ze bezoekers op de meest banale avond in het paleis.

Ewan kreeg de griezels van zijn stem. Het was simpelweg onmogelijk de dertig lagen valsheid waarin zijn woorden gekleurd waren van zich af te schudde. Ewan deed een poging om zich over zijn eerlijke angst voor de pijlenregen van zojuist te zetten, voor hij bij de keel gegerepen werd dood de benauwde druk van Schildenburgse politie. In die toestand trachtte hij zo goed als mogelijk verder te gaan.

De Bakir maakte een buiging, hij gebaarde hen naar binnen te treden.

"Mijn excuses voor de commotie, heer Bakir..." begon graaf Ewan.

"Extreme tijden vragen om extreme daden," wuifde al Solomon de excuses weg. "Deze kant op graag, we gaan toch niet in de hal blijven staan."

De Bakir onthulde een nauwelijks verborgen sadistische vrolijkheid in zijn stap. Het soort opgewonden springen van een hond die weet dat hij een momentje deel mocht nemen in het protocol van het machtsvertoon van zijn betere. De Bakir deed er alles aan om nonchalant over te komen. Iemand had hem instructies gegeven om Ewan een warm welkom te geven.

Ewan liet zijn hand glijden over de zilveren valk op zijn borst. Hij wilde zich geen alternatieve keuze van de Stuhl voor de ogen halen.

De bakir nam zijn helm af. Ogenblikkelijk stond één van de slaven klaar om zijn rusting aan te nemen.

De bakir was een oude man. Zijn voormalig golvende zwarte haar was doortrokken van grijzen strepen. Hij was bleek, zeker voor een Doshfaat. Zijn gezicht, door leeftijd getekend, verborg de verweerde contouren van wat Daiaanse vrouwen een edelolijf zouden noemen. Levenslustige jaren in Schildenburg wogen op hem. Hoewel de paperigheid van goede leven de spitse trekken van een stepperuiter bedekte, konden ze donkere spiedende ogen van een Doshfaats krijger niet uitwissen.

"Even een kleinigheidje, Gelieven, uw wapens achter te laten bij deze bediende. Een kwestie van de veiligheid in het paleis te garanderen ziet u."

"Ontwapenen?" schrok Ewan. De gedachte alleen al deed hem rillen in zijn harnas. Zonder wapens waren ze naakt, niet instaat ook maar een vuist te maken mocht de Stuhl besluiten een vals spelletje te spelen. De Bakir vroeg teveel. De korte aarzeling bij het woord "bediende" verraadde hoe hij over zijn slaven dacht.

"Mijn excuses, maar gezien de huidige situatie verkiezen ik en mijn mannen onze wapens te behouden" protesteerde de heer van Falclau.

Al Solomon snoof. Hij puntte zijn lippen en streek pijnzend door zijn ringbaard, zijn Dochfaatse ruitersogen lieten Ewan geen moment lost. Voor een lage Bakir gedroeg hij zich met de arrogantie van een hoge Boyar. Daiaanse adel was verwarrend voor hem.

"Gezien de situatie buiten kan ik begrip opbrengen voor uw bezorgdheid, heer Falclau, maar weet dat uw verzoek niet in dank kan worden aangenomen. ik kan u verzekeren dat u uw wapens binnen niet nodig zult hebben. Verder kan ik u slechts aanraden om voorzichtig om te springen met uw welkom hier. Het zou zonde zijn indien u weer moest vertrekken."

Stilte.

Ewan knikte.

Hij kon zich de laatste keer niet herinneren dat een man van dergelijke lage afkomst op zo'n manier tegen hem had durven spreken. Hij beet op zijn tong. De boodschap was duidelijk. De oude banden tussen Falclau en het huis van de Stuhl mochten hem op dit moment misschien bescherming bieden, de Stuhl zou niet aarzelen die bescherming weer in te trekken.

Gefrustreerd sjorde hij zijn zwaardhouder los, zo bruusk dat hij de gesp bijna van de riem trok. Ook Vydar, Lans en Norwin lieten zich met enige hulp van hun uitrusting ontdoen.

De Troon der Helden (Gepubliceerd)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu