Hoofdstuk 34

1.9K 80 0
                                    

Fouad en de rest zien ons aankomen. Ik heb gelijk oogcontact met hem en hij geeft me een warme glimlach. Fadoua loopt verlegen op Brahim af en vraagt of hij met ons meegaat. "Ja gezellig, komen jullie ook mee?" vraagt hij aan Fouad en Samia. "Waarheen?" vraagt Samia. "We gaan even met de groep de stad in om ergens te lunchen." Ik zie dat Samia wat twijfelt, maar dan roept Fouad "Oke, kom laten we gaan." Meteen grijpt ze zijn arm vast en laat hem niet los. Ik kijk haar vreemd aan. Wat wilt ze bewijzen? Dat hun een koppel zijn? Ze krijgt in de gaten dat ik haar aankijk en druk Fouad nog dichter tegen haar aan. Beschaamt richt ik me blik ergens anders op. Met z'n allen gaan we naar buiten. En omdat de stad maar op 5 minuten afstand ligt, besluiten we te gaan lopen. We hebben toch dik een uur pauze. Ik kijk naar onze groep en zie Fadoua met Brahim lopen, Fouad met Samia, Paul met Alexandra. Het lijkt alsof iedereen wel iemand heeft, behalve ik en begin me een beetje eenzaam te voelen. Ik loop achter Fouad en Samia en kijk toe hoe ze dingen in zijn oor fluisterd. Ik voel een steek in me hart, maar besluit het te negeren. Die 5 minuten lopen lijken nu wel een eeuwigheid. Opeens zie ik dat Fouad om zich heen kijkt en uiteindelijk merkt hij me op. Voor even voel ik me beschaamt, ik wil hem niet het idee geven dat ik me eenzaam voel of iets in die richting. Hij begint wat langzamer te lopen en voordat ik het weet loopt hij naast me. Samia kijkt naar ons om en geeft me een smerige blik. Ik besluit me niet tot haar niveau te verlagen en staar naar de grond. "Hey alles goed?" vraagt hij. "Ja met jou?" "Ook goed, hmm lekker weertje he?" Ik kijk hem vreemd aan. "Is dat het beste wat je kunt verzinnen?" Hij schiet ineens in de lach. "Nou sorry hoor, mevrouwtje arrogant." en geeft me een zachte stoot. Ik stoot hem hard terug. "Auw! Wat heb ik jouw misdaan?" "Laten we daar maar niet over beginnen." Hij begrijpt wat ik bedoel en zegt niks meer. Weer voel ik die akelige sfeer tussen ons. Oeff, ik had ook beter niks moeten zeggen. Nu denkt hij dat ik nog steeds boos ben op wat in het verleden had plaatsgevonden tussen ons. Misschien ben ik dat ook nog. Pff ik weet het allemaal niet meer. "Vroeg of laat zullen we erover moeten praten." zegt hij ineens. Ik verander snel van onderwerp en besluit om verklaring te vragen over hem en Samia, maar niet op een directe manier. "Hoe zit het in de liefde?" Hij geeft me een vreemde blik, wat me hart op hol laat slaan. Krijg ik nu te horen waar ik al die tijd zo bang voor was? Dat hij echt is doorgegaan? "Hoezo?" zegt hij fluisterend. "Gewoon een vraagje." "Uhm nee, maar ben wel gek op iemand." Me hart lijkt ineens te stoppen. Alsof hij het zo uit me borstkast heeft gerukt en op de grond heeft gegooit. Van de buitenkant laat ik niet merken dat die woorden me raken, maar van binnen ga ik kapot. Hij heeft het vast over Samia. Ik slik me grote brok weg. "Oh, wat leuk. Ik hoop dat je gelukkig wordt Fouad. Dat meen ik echt." Hij richt zijn blik op de grond. "Ik gun jou hetzelfde." We zwijgen even. "En hoe zit het met jou? Al iemand op het oog?" vraagt hij ineens. "Nee, er is wel iemand maar dat word niks." Hij weet niet dat ik hem bedoel. "Oh en waarom niet dan?" vraagt hij nieuwsgierig. "Gewoon, het heeft geen zin." zeg ik zuchtend. "Jammer, ik zou niet opgeven hoor." Ik kijk hem zwijgend aan. Oh hoe kan ik jou opgeven? Wist je maar dat jij degene bent waar me hart voor klopt. Waarom kan ik het niet over me lippen krijgen om die 4 woorden uit te spreken. Ik houd van jou. Verdomme, hoevaak hebben we dat wel niet tegen elkaar gezegd in het verleden? En nu lijkt het een onmogelijke opgave voor me te zijn.

We zijn bijna in de stad, totdat me telefoon ineens afgaat. Ik zie dat het me huisnummer is. "Hallo?" Ik hoor iemand aan de andere kant van de lijn snikken? "Hallo?" herhaal ik weer. "Jamila, kom snel naar huis." hoor ik me moeder snikkend zeggen. "Mama, wat is er aan de hand?" vraag ik ongerust. Ze begint ineens te huilen. Oh nee, wat kan het toch zijn? Me hartslag versnelt. "Mama, vertel me wat er is." "Het is je broer." zegt ze stotterend. Ik schrik en leg me hand voor me mond. "Wie? Is het Hamza?" "Ja, er is iets vreselijks gebeurd." "Nee mama, vertel me alsjeblieft niet waar ik nu voor vrees." "Kom gewoon snel." Met trillende handen zet ik me telefoon uit. Ik voel het bloed van me hoofd naar beneden stijgen. Fouad kijkt me vreemd aan. "Is alles in orde?" Ik kijk verward om me heen en weet niet hoe snel ik me weg moet maken. "Ik, ik kan niet blijven. Ik moet naar huis." zeg ik verward. "Wat is er aan de hand Jamila." Voordat ik antwoord kan geven ren ik zo snel mogelijk terug en rij met volle vaart naar huis. Onderweg probeer ik me het ergste te bedenken. Ya rabbi, laat me broer niet dood zijn. Niet Hamza. De tranen beginnen al over me wangen te rollen. Hamza is altijd me favoriete broer geweest. Hij is twee jaar ouder dan mij en we waren altijd beste vrienden. Kan me niet herinneren de laatste keer dat we ruzie hadden, want dat kwam zelden voor. Ik denk gelijk aan zijn lieve vrouw en twee kinderen. Ya rabbi, neem hem niet van hun af. Ik parkeer voor me deur en ren snel onze huis in. Ik zie me moeder op de bank hysterisch in tranen. Zelfs me koele vader die nooit emotie liet tonen, heeft rode ogen van het huilen. Me tante en oom troosten ze beiden. Ik ren op me moeder af en ga gebukt naast haar staan. "Mama, wat is er? Wat is er met Hamza?" Zonder me antwoord te geven, huilt ze nu nog harder. Ik begin langzaam gek te worden. "Vertel me wat er is!" schreeuw ik nu. Me tante probeert me te kalmeren. "Rustig Jamila." "Nee, ik wil gewoon weten wat hier is gebeurd." Ze kijkt me met rode ogen aan en probeert haar tranen in te houden. Ze streelt over me wang. "Het spijt me, maar Hamza is vanmorgen in Marokko overleden." Me wereld is met deze woorden op z'n kop gezet. Ik heb het gevoel dat ik niet meer kan ademhalen en begin te hyperventileren. "Nee, nee. Dat kan niet." zeg ik in ademnood. Me tante probeert me vast te houden, maar ik ruk me van haar los. "Nee!" schreeuw ik. "Rustig lieverd." Ik begin gek te worden en begin wild te krijsen. "Niet Hamza, Ya rabbi waarom!" Me vader en oom proberen me te kalmeren, maar ik begin nog wilder om me heen te slaan. Op een gegeven moment staat me moeder op en loopt naar me toe. Ze legt haar armen om me heen. Ik probeer me weer los te rukken, maar ze houd me stevig vast, waardoor ik me spieren ontspan en huil in haar armen. Ik blijf huilen en huilen, totdat ik in me eigen tranen verdrink. "Waarom mama? Waarom moest hij dood?" Me hart is werkelijk gebroken en ik dacht nog wel dat het niet verder kon breken. Na dik een half uur te hebben gehuilt als een klein kind, begin ik langzaam te kalmeren. Me tante pakt snel een glaasje water voor me, maar ik kan niks door me keel krijgen. Me hoofd voelt zwaar aan en ik heb het gevoel dat ik moet overgeven. Snel ren ik naar de wc en laat alles eruit. Ik val vermoeid naast de wc pot neer en begin opnieuw in tranen uit te barsten. Waarom Allah? Ik kan dit niet aan. Geestelijk en lichamelijk ben ik gebroken. Ik hoor ineens voetstappen op me afkomen. Ik kijk op en zie me vader verdrietig naar me staren. Hij pakt me ineens op en draagt me als een klein kind in zijn armen en legt me op de bank. Hij gaat naast me zitten en streelt over me hoofd. "Het spijt me." zegt hij fluisterend. Ik begrijp niet precies wat hij bedoeld. Ineens barst hij in tranen uit. Ik schrik een beetje. Heb hem nooit zo gezien. Hij plaatst zijn hoofd op me buik. "Het spijt me lieve dochter. Het spijt me dat ik zo'n slechte vader voor je ben geweest." Ik voel hoe zijn tranen me truitje nat maken. "Het spijt me dat ik het nu pas realiseer." Ik aai over zijn hoofd en samen huilen we in elkaars armen.

Fouad, voor altijd in mijn hart (Waargebeurd). (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu