Hoofdstuk 42

1.8K 67 0
                                    

"Schiet op anders missen we onze vlucht!" roep ik naar Fouad terwijl we naar onze gate rennen. Met de ticket in me mond en me bagagetas in me handen ren ik zo hard als ik kan. Fouad heeft me al ingehaald en neemt snel me bagagetas over. Dat zorgt er weer voor dat ik met volle snelheid kan rennen. We komen eindelijk aan bij onze gate en gelukkig zijn we net op tijd.

Als we eenmaal in onze zitplaatsen zitten, haal ik een diepe zucht en leun achterover. Ik kijk naast mij en zie Fouad ook achterover geleund en voor zich uit staren. Hij kijkt mij ineens aan en geeft mij een stralende glimlach. Ik kijk met een rode hoofd uit het raam. Opeens voel ik zijn hoofd rusten op mijn schouder. Zijn sterke mannelijke geur dringt nu diep in mijn neus en ik heb de neiging om hem in mijn armen te nemen. Hij haalt zijn hoofd weg. "Auw je hebt echt puntige schouders." Zegt hij terwijl hij over de zijkant van zijn hoofd wrijft. "Nou, wie heeft je gevraagd om op mij te gaan leunen?" En ik kijk verwaand weg. "Habibi, inoe. Ik vind het niet leuk als je zo kijkt." Ik kijk hem aan en zie dat hij mij met een pruillip aankijkt. Ik kan mijn lach niet inhouden. Hij komt met zijn gezicht dichterbij en plaatst voorzichtig zijn lippen op mijn wang. "Hou je het nog vol?" Ik knik en kijk uit het raam waar ik de opkomende tranen voor hem probeer te verbergen. Ik weet niet of ik het ga volhouden. Over een paar uurtjes ga ik me broer's graf bezoeken en ik heb een angstige gevoel.

"Jamila, Jamila. We zijn er, word wakker." Ik doe dufjes me ogen open en kijk in Fouad's ogen. "Hoelang slaap ik al?" vraag ik vermoeid. "Al bijna de hele reis." Ik wrijf met me vingers door me ogen en rek me uit. Pff wat ben ik kapot zeg. Me hele nek is stijf geworden. Ik hoor de oproep dat we gaan landen en iedereen doet z’n veiligheidsgordel om.

Wanneer onze voeten eindelijk de grond van Casablanca hebben aangeraakt, haal ik diep adem door mijn neus. Aah dit is zo lang geleden. Wat heb ik het hier gemist zeg. Maar al snel maakt de blijdschap plaats voor een misselijk gevoel. Ik ben hier niet om plezier te maken. Snel besluit ik om mijn moeder te bellen. Ze heeft geregeld dat mijn vader en zijn broer mij komen ophalen. Verschrikt kijk ik naar Fouad. Wat moet ik met hem doen? Ze mogen hem niet zien. Hij zit op zijn sporttas en kijkt om zich heen. "En?" vraagt hij. "Uhm mijn vader komt mij zo ophalen. Wat ga jij doen?" Hij zet zijn zonnebril af. "Ik ga een taxi nemen. Mijn tante weet dat ik eraan kom." Ik kijk hem knikkend aan. Hij staat op en komt vlak voor me staan. "Je hebt mijn nummer. Bel me alsjeblieft zodra je er bent. Ik laat je dit niet alleen doormaken." Ik laat een traan vallen die hij gelijk weg veegt. Hij drukt een kus op me voorhoofd. "Ga snel een taxi regelen, voordat me vader hier is." Hij kijkt me met een zielige uitdrukking aan. "Ik wil je niet hier alleen laten." "Nee ik red me wel. Ga maar, ze kunnen hier elk moment zijn." Hij pakt zijn sporttas en komt weer tegenover me staan. "Oke, ik ga dan maar." Hij twijfelt, maar drukt daarna snel een kus op me lippen. "Ik spreek je gauw." Hij loopt weg en laat me met verschillende verwarde gevoelens achter. Ik ga op mijn bagagetas zitten en wacht af tot me vader komt. De hete zon brand op me huid en ik sluit me ogen, terwijl de zonstralen op me gezicht schijnen. "Psst psst." Hoor ik ineens. Ik schrik op en zie een jongeman naar me toelopen. "Psst a zine." Snel pak ik me tas goed vast. Me hart bonkt in me keel. Shit, hij komt dichterbij!

Fouad, voor altijd in mijn hart (Waargebeurd). (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu