Hoofdstuk 44

1.9K 72 0
                                    

Ik leg snel me spullen in de kamer van Wassima waar ik de komende dagen in zal verblijven en staar naar me mobiel. Zal ik Fouad bellen? Maar hij is vast nog net thuis en ik heb geen zin om hem nu lastig te vallen. Ik neem de telefoon wel mee en stop het in me kleine tas die ik om me schouder leg. Ik kijk in de spiegel en besluit om even snel me gezicht met koud water te wassen. Zo gezegd, zo gedaan. Wanneer ik klaar ben loop ik met grote passen naar beneden en tref iedereen in de woonkamer aan. Ze zitten allemaal met gebakjes naar Al Jazeerah te kijken. Blijkbaar is het zo interessant, want haast niemand merkt op dat ik binnen loop behalve me kleine nichtje Siham. Ze gebaard met haar handen naar boven in de hoop dat ik haar optil. Ik buk naar voren en neem haar in me armen. Ze geeft me een kleine kusje op me neus. Zo'n schattig klein kindje is het ook he. Ik leg haar weer neer en ze begint te huilen. Ineens draait iedereen zich naar me om en groeten me vriendelijk. Ik probeer me lach in te houden. Echt zo'n grappige gezicht. "Gaan we?" Hoor ik een stem achter me zeggen. Ik schrik me rot en zie dat Redouane vlak achter me staat. Een beetje te dichtbij naar mijn mening. Ik zet een stap opzij, zodat hij er langs kan maar hij blijft op zijn plek staan. De arrogantie straalt van hem af. Ik trek me wenkbrauw op en kijk gelijk van hem weg. Tfoe, iets aan hem irriteerd mij ontzettend. "Ja, laten we gaan." Zegt me vader en kijkt me aan. "Waarheen?" "Naar de begraafplaats." Ik voel me misselijk worden en slik me brok weg. "Nee, nee. Ze gaat nu nergens heen. Niet voordat ze iets heeft gegeten." Roept me tante. "Nee geltie, ik heb echt geen honger." Ze kijkt me zielig aan. "Weet je het zeker?" "Ja, we zijn toch zo weer terug." Ze knikt en ik pak me tas en ga alvast bij de voordeur staan. Me vader en Redouane lopen zwijgend voor me uit richting de auto en ik volg ze. Onderweg naar de auto vraag ik me steeds af waarom die Redouane overal mee naartoe gaat. Ik besluit om dat maar niet te gaan vragen. Daar is het nu niet de geschikte tijd voor. Ik stap achterin en zie hoe Redouane weer achter het stuur gaat zitten. Wie is hij verdomme? Zwijgend leun ik tegen de autobank en staar naar buiten. De reis heeft niet lang geduurd en voordat ik het weet zijn we al bij de begraafplaats aangekomen. Redouane zet de motor uit en ik kijk toe hoe ze beide uitstappen. Ik wil aan de deurklink trekken, maar zie dat me vingers trillen. Ik wrijf me handen op elkaar, want ze beginnen nu ook ijskoud aan te voelen. Me vader doet de deur voor me open en ik hou zijn hand stevig vast. Hij drukt me tegen zich aan terwijl we de begraafplaats naderen. Hoe dichter we komen, hoe meer me benen zich verslappen. Als ik me vader nu niet had was ik allang weggerent. We staan nu precies voor zijn graf en ik kijk met grote ogen neer op de plek waar hij ligt. Me vader laat me los en ik besluit om een paar stappen dichterbij te zetten en ik kniel neer. De tranen komen als watervallen weer naar beneden vallen en ik begin te huilen voor me broer. Het zachte gesnik veranderd in geschreeuw. "Waarom Hamza. Waarom heb je me verlaten!" schreeuw ik het uit. Ik voel me vaders armen me optillen en ik blijf in zijn armen huilen. Hij begint ineens een slaapliedje wat hij vroeger altijd voor ons zong, in me oor te fluisteren. Het zorgt ervoor dat ik langzaam begin te kalmeren. Uiteindelijk ben ik weer rustig en me vader veegt me tranen weg. Ik snik voorzichtig en zie dat Redouane me met medelijden aankijkt. Opeens slaat hij zijn armen om me heen om me te troosten. Ik blijf verschrikt stijf staan, totdat hij me weer loslaat. "Het komt goed meid." Fluisterd hij. Ik glimlach nep naar hem. Oef het laatste wat ik wil is medelijden van hem en ik heb niet in de gaten dat ik een charijnige gezicht naar hem trek. Hij kijkt me verschrikt aan en richt zich snel naar me vader. Ik zie dat hij iets begint te fluisteren. Net alsof ik het niet mag horen ofzo. Verdomme nogmaals, wie is hij? En waarom is hij overal waar ik ook ben? Waarom blijft hij gewoon niet weg? Wat mis ik Fouad zeg. Ik heb hem nu zo nodig. Zal ik hem bellen? En net wanneer ik dat wil doen, hoor ik dat die twee zijn uitgepraat en me vader slaat zijn arm om me middel. "Lieve dochter, gaat het weer een beetje?" Ik stop snel me mobiel weg en kijk hem knikkend aan. "Mooi zo." We lopen weer terug en ik kijk nog 1 keer om naar het graf. Rust zacht lieve broer.

We rijden weer terug naar huis en ik loop zuchtend naar binnen. Gelijk trekt me tante me mee naar de keuken en dwingt me voedsel op te eten. Ik kijk naar het bord en een heerlijke gerecht staat voor me, maar me maag zit in een knoop en krijg maar 1 hap in me keel. Wanneer me tante opmerkt dat ik niet verder eet, kijkt ze me hoofdschuddend aan. Me moeder komt de keuken binnen lopen. "Kijk jouw dochter. Ze eet helemaal niks." Ik zie dat me moeder begint te zuchten en ik weet al waar ze aan denkt. Ze is natuurlijk bang dat ik weer in me oude gewoonte val. Dus ik besluit om het hele bord maar leeg te eten, zodat hun tenminste tevreden zijn. Met een misselijke gevoel was ik me bord af en zie me tante gelukkig weer glimlachen. "Zo zie ik het graag mijn kind." Ik geef haar een neppe glimlach en krijg meteen een dikke natte zoen op me wang.

Fouad, voor altijd in mijn hart (Waargebeurd). (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu