Hoofdstuk 1

46 7 0
                                    

Knipperend gingen mijn oogleden open, gestreeld door het gouden licht van de opkomende zon. Een nijdige steek in mijn nek vertelde me dat ik weer eens in een ongemakkelijke positie op het bankje in slaap was gevallen. Een kreun kwam uit mijn mond. Bijna als een soort oergeluid dat zich van diep vanbinnen ontpopte. Langzaam kwam ik overeind en wierp een blik op de grote houten klok die aan de andere kant van mijn kamer stond. Het enige wat ik zag waren wazige vormen. Vage omhulsels van voorwerpen die ik met mijn ogen dicht kon voorstellen omdat ik ze al honderden keren uit verveling had bestudeerd. Met de palmen van mijn hand wreef ik in mijn ogen. Restjes slaap kruimelde in mijn ooghoeken en vielen naar beneden. Het duurde even voordat ik mijn oogleden van elkaar kon afhalen, zo vast waren ze aan elkaar geplakt. Een tweede blik op de wijzerplaten vertelde me dat Juniper elk moment voor de deur zou kunnen staan. Me zou helpen om het harnas aan te trekken wat was gehuld in een sierlijke stof van een jurk. Goden, ik had zo'n gruwelijke hekel aan de strakke, ongemakkelijke stof die de jurken me gaven. Iets wat ik mijn vader al vaak genoeg had duidelijk gemaakt, helaas had hij mijn smeekbeden onaangetast gelaten.

Mijn vermoedens werden bevestigd door het zacht klopje op mijn kamerdeur. Het diep gebronsde mahoniehout was dik en hoe vaak ik er ook uit woede iets tegen aan had gesmeten er was nog geen enkel krasje of deukje op te zien. 'Dawn, ben je al wakker,' de vertrouwde, liefelijke geluid van mijn dienstmeisje klonk gedempt. Zuchtend hing ik achterover en legde mijn elleboog over mijn ogen. Net op het moment dat de woorden 'Kom binnen,' mijn mond verlieten, ging de deur open en verscheen ze in de opening. Haar handen werden opgevuld door een bundel met lichtblauwe stof. Met vlugge, sierlijke stapjes enterde ze kamer en spreidde de jurk uit op mijn bed. Ze was gekleed in haar standaard uniform, bestaande uit een zwart jurkje met witte kraag en haar karamelkleurige haar zat gewrongen in een knotje op haar hoofd. Als sinds ik haar kende was ze elke dag zo gekleed en soms vroeg ik me wel eens af of ze het nooit zat werd. Nadat ze zich er van had verzekerd dat er geen enkel kreukje in het lijfje te zien was draaide ze zich om. Ik voelde haar starende blik op me rusten en haalde met tegenzin de arm van mijn gezicht. 'Je weet dat je gewoon een bed hebt waar je in kunt slapen. Een erg comfortabel bed als ik zo vrij ben om dat detail toe te voegen,' haar herkenbare sarcasme was duidelijk te horen. Als antwoord gooide ik een klein, wit kussen naar haar hoofd. Giechelend ontweek ze het en met een plof kwam het neer op de grond.

'Kom op my lady, het is tijd om u toonbaar te maken voor de dag.' Hoewel ik mijn beste vriendin al tientallen keren had verzocht om me niet bij mijn titel te noemen, was het toch een trekje waar ze schijnbaar niet van af kon wijken omdat ze wist hoe verschrikkelijk ik het vond. 'Pestkop,' zachtjes murmelde ik het en wierp haar een nijdige blik toe. Onschuldig knipperde ze met die grote hertenogen van haar en gebaarde me om overeind te komen. Ik hees mijn protesterende, stijve lichaam van het dunne matrasje en strompelde met getergde ledematen naar haar toe. Zonder iets te zeggen keek ze me met een getrokken wenkbrauw aan, haar lichtbruine ogen glanzend. Ik wuifde met haar hand de woorden weg die ze op het punt stond om te zeggen. 'Ja ja ik weet het. Het is niet gepast voor een dame om in de vensterbank te slapen. Vertel het me maar niet, die preek heb ik al vaak genoeg moeten aanhoren van mijn vader.' Wijs hield ze haar mond en volgde me naar de badkamer om mijn bad vol te laten lopen. Nadat de ruimte gevuld was met een warme, vochtige damp, ontdeed ze met vlugge vingers van mijn nachthemd. Kreunend van genot liet ik me onderuitzakken in de goddelijke warmte die me omhulde. In stilte werkte ze door, waste mijn haar en deed er vervolgens een honingbloesem geurende crème in. Nadat ik weer helemaal fris en fruitig was voor de dag werd ik in een wit badlaken gewikkeld en ging ze vervolgens aan de slag met het drogen van mijn haar. Hoewel het eigenlijk niet werd toegestaan om magie te gebruikte in huize Whittaker, gebruikte ze haar kracht om mijn haar sneller te laten drogen. Juniper was aangelegd met een elementale gave. Haar magie berustte zich op het gebruiken van lucht. Sommige luchtgebruikers waren in staat om zelf wervelwinden te creëren, maar dat waren alleen de meest krachtigen onder hen.

Ze kon slechts de lucht die er al was aansturen, een nuttige gave voor kleine dingen zoals deze. Warme lucht stroomde langs mijn hoofdhuid en bracht kippenvel over de ontblote huid van mijn nek. Binnen een paar minuten was geen enkel sprietje van mijn ellenlange zwarte haar nog doorweekt. Zachte golven vielen over mijn rug en omhulde mijn gezicht, ze kriebelden waar ze mijn gezicht raakten. Grote grijze ogen staarde me via de spiegel aan omhuld met een dikke krans donkere wimpers. Met een beteuterd tuitmondje klikte Juniper met haar tong. 'Kunnen we niet ruilen? Dan zou ik tenminste er zo mooi uit zien als jij.' Ze zuchtte.

Ik grinnikte en duwde haar hoofd weg dat veel te dicht in mijn persoonlijke bubbel stond om mijn gezicht te inspecteren. 'Zolang ik jouw leven krijg vind ik het prima. Graag zelfs.'

Op de een of andere manier wist ik de grappende sfeer te verpesten en een beladen stilte viel tussen ons. Ze wist wat ik bedoelde, zoals ze altijd deed. Ze antwoordde niet op die reactie en liet me maar rustig verder malen in mijn hoofd.

Af en toe zag ik via de spiegel dat ze op het punt stond om haar mond open te doen, maar iets in mijn gezichtsuitdrukking weerhield er daarvan. Ik liet haar maar stilletjes haar gang gaan en genoot stiekem van de mogelijkheid die de stilte me bracht. Buien zoals die van gisteravond eisten altijd zijn tol en dagen erna leek ik in een eindeloze vermoeide sleur te zitten. Fysiek was er niks met me aan de hand, als je het een Heler zou vragen, want het hele probleem zat in mijn hoofd. Het was een soort barricade die in de weg zat en het verhinderde om ook maar enigszins normaal te functioneren. Het liefst trok ik me terug in mijn kamer, omhuld door de vertrouwde aanwezigheid van mijn boeken en hun stof wat in mijn neus kriebelde.

Hoe veel ik ook sliep, mijn energie leek een bodemloze put te zijn. Zelfs voor gesprekken met anderen of dagelijkse bezigheden waren te vermoeiend.

Juniper had het me in het begin wel eens verweten dat ik er mijn best niet eens voor deed, maar dat was absoluut niet het geval. Het was niet dat ik geen dingen wilde doen, geen activiteiten wilde ondernemen of met mensen te praten, maar meer dat ik er gewoon geen energie voor had.

Een kleine hand zwaaide voor mijn ogen heen en weer en onderbrak mijnstaat van zelfmedelijden. 'Joehoeee, aarde aan Da-hawnnn. Ik ben klaar hoor.' Juniper wapperde enthousiast voor mijn ogen heen en weer. Bijna alsof ze een vlieg weg probeerde te jagen. Ik mepte het ding weg en keek haar via het spiegelbeeld aan. In de tijd dat ik was verzonken in mijn gedachten had ze mijn haar ingevlochten en met een diamanten speld vastgezet als een krans op mijn hoofd. Doordat ze het omhoog had gebracht wierp het extra aandacht op mijn jukbeenderen. Met een vinger gleed ik langs de scherpe hoek. Elke week die voorbij ging leek een steeds diepere blauwe glans onder mijn ogen te brengen en mijn botten te slijpen, alsof al het vet wegsmolt. Soms keek ik in de spiegel en vroeg ik me af wie de persoon was die terug staarde.

Want de Dawn die ik me herinnerde leek ik steeds minder in mezelf terug te vinden

Emperor of Death | DutchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu