De afgelopen paar dagen had ik mezelf rust gegund. Grace en Fallon leken het absoluut niet erg te vinden dat ik ze elke dag, na zonsondergang opnieuw betaalde om een nacht extra in de herberg te overnachten.
Ik ging niet naar buiten, dacht niet na over de toekomst. Nee, in plaats daarvan sliep ik.
Uur na uur ging voorbij. Ik bevond me in een soort rusteloze slaap waarin ik mijn lichaam tot rust bracht, mijn beenderen de kans gaf om de eindeloze vermoeidheid en zwakte te overwinnen. Overdag sliep ik, maar 's nachts leek het moment te zijn waarin de nachtmerries mijn geest terroriseerden en ik de slaap niet kon vatten.
Dus iedere dag opnieuw, terwijl de klok twaalf uur sloeg en er geen enkele vloerplank in het huis kraakte, lag ik naar het donkere plafond te staren. Soms hoorde ik buiten een vreemd soort geschraap langs de stenen, alsof er nagels over heen krasten, ik schonk er niet echt aandacht aan.
Soms als de hemel verlicht was, en de sterren nergens te vinden leken te zijn werd ik overvallen door eenzaamheid. Ik miste Ronan, de man die in de afgelopen zeventien zomers mijn vader was geworden, niet bij bloed, maar bij hart. Ik miste Juniper, mijn beste vriendin die me uit de eenzame sleur had gehaald waar ik me in bevond.
Maar bovenal miste ik mezelf. Ik had me zo laten opslokken door het dromen, het eindeloze verlangen naar iets dat er niet was, dat ik mijn greep op de werkelijkheid was verloren en mezelf had laten afzakken in een donkere spiraal. Het voelde alsof ik het contact met mezelf, en mijn lichaam was verloren en in plaats daarvan te veel tijd in mijn hoofd had doorgebracht. Ik voelde me zwak. Zwak door het besef dat ik onwetend was van alles wat er in de wereld gebeurde waarin ik was geboren, zwak door het falen aan de mensen die ik had moeten kunnen beschermen en een onrechtvaardige dood waren gestorven, zwak door mijn slappe, uitgemergelde lichaam dat nog niet eens in staat was om zichzelf warm te houden.
Ik besefte me dat al die tijd, ik had geleefd zonder een doel, zonder een vonk die me voortbrandde om te blijven leven, te blijven vechten. Die tijd was voorbij. Het gapende gat van leegde werd gevuld door een storm van pijn en verdriet, de vastberadenheid om wraak te nemen voor het leven dat me was ontnomen, het leven dat Juniper was ontnomen.
Misschien zouden sommigen zeggen dat het niet de juiste manier was, maar voor nu nam ik er genoegen mee. Het dreef me voort, spoorde me aan om elke zonsopgang mijn ogen te blijven openen en me voor te bereiden.
Ik had de aardige mensen in de kamer onder de mijne, niets verteld over wie ik was, of waar ik vandaan kwam. Hoe graag ik ze het ook wilde vertellen en hun het vertrouwen te schenken voor de gastvrijheid die ze me boden. Elke maaltijd kwam ik naar beneden, propte me vol met het heerlijke, zelfgemaakte voedsel en verdween vervolgens als een geest weer naar boven. Roux was het enige wat me nog enigszins in het heden hield, en voorkwam dat ik helemaal opgeslokt werd door flashbacks.
Het altijd vrolijke feetje bleef rusteloos verder kwebbelen en gaf het niet op. Ik merkte dat ze langzaamaan gek werd van de muren die op haar af kwamen, dit was namelijk niet wat ik haar had beloofd. Ze verwachtte avontuur en actie, gevaar en opwinding. De secondes leken samen te smelten tot een groot geheel, een doffe brij van het opkomen en ondergaan van de zon, ontbijt dat overging in avondeten.
De klok sloeg weer eens twaalf uur 's nachts, het moment waarop ik tot leven leek te komen. Met de gordijnen geopend, en mijn raam geopend leunde ik uit het raam en staarde naar buiten. De nachtbries waaide mijn losse haar over mijn schouders en liefkoosde mijn gezicht. Lafaard. Zwak. Nutteloos.
Kniezend en knagend slopen de gedachten via de achteruitingang weer mijn hoof in, hoe hard ik ook had geprobeerd om ze buiten te sluiten. Maar het was waar. Ik had allemaal beloftes gemaakt, aan mezelf, Juniper en zelf aan de kleine roze pixie die mijn zijde niet had verlaten.
Maar wanneer werd het tijd om me er aan te houden? Ik was klaar met zo zwak zijn. Ik sloot mijn ogen en inhaleerde de frisse lucht. De afgelopen dagen had ik geen enkel levend wezen op de verlaten, stenen straatjes gezien. Die tussen de gebouwen door kronkelden en oneven waren, door de wortels die op sommigen plekken tussen de groeven uit piepten. Zelfs de muizen waagden het niet op zich te vertonen, bang voor wat er dan ook daar buiten was..
Het is tijd Dawn, raap jezelf bij elkaar. Na mijn adem even ingehouden te hebben gehouden, tot mijn longen begonnen te branden en ik de behoefte om te leven weer terug in mezelf te voelen sijpelen begon ik alle stukjes weer langzaam aan elkaar te metselen. Lijm veranderde in beton, een stevig standhoudend materiaal dat verbonden werd door pijn, verlangen en gemis. Dromen en onbeantwoorde verlangens waren niet langer genoeg. Die waren bestemd voor het kleine meisje dat ik ooit was geweest, maar nu.. Nu was die Dawn niet langer hier.
De zachte bries naar vrijheid die ooit zo zachtjes in mijn binnenste had gewaaid, tastend en prikkelend, veranderde in een heuse storm. De rukwinden likte ruw aan de gerafelde uiteinden van mijn ziel. Ze duwden en trokken, maakte dingen los die ik ooit zo diep had begraven. Centimeter bij centimeter dwongen ze alle stukken weer in zijn plaats en langzaam aan voelde ik mijn hart weer een gebroken geheel worden.
Het laatste stukje viel op zijn plaats, gelijk met de laatste slag van de klok. Ergens in de verte, achter de uitgestrekte heuvels huilde een wolf zijn lied. Het was een prachtig geluid, vol droefheid en kracht, de tonen perfect in harmonie wat het een betoverend geheel maakte. Het was een roep van kracht en vechtlust, en ik sloeg het diep op in mijn ziel, de wortels van vastberadenheid en levensvreugde die zich in me begraven en zich kronkelend uitstrekten.
Ik had verloren en gemis ervaren. Ik had ervaren hoe het was om in beperkte vrijheid te leven, om een beperkte versie van jezelf te zijn. Ervaren hoe het was om jezelf op te offeren en langzaam weg te kwijnen, alleen om genoegdoening en acceptatie van anderen te verkrijgen.
Ik had het allemaal ervaren en de tijd was aangebroken dat ik het achter me liet.
Het was tijd om mezelf opnieuw te ontdekken, mezelf stukje bij beetje om te vormen tot een wapen waar ik altijd van had gedroomd te kunnen zijn.
Het was tijd dat ik herrees uit de as van de vroegere Dawn, net zoals Ronan me al die zomers geleden had beloofd.
Het was tijd om de roeping in mijn bloed te accepteren en te dansen op het lied van zilver dat ik sinds het begin van tijden had gevoeld en onderdrukt.
Diep van binnen wist ik dat ik hier voor gemaakt was.
En ik zou niet stoppen voordat iedereen die daar ooit aan had getwijfeld het zou weten.
Al helemaal niet voordat ik al die klootzakken, die dachten dat het acceptabel was om hun macht te misbruiken en zomaar de levens van anderen te beheersen en weg te nemen wanneer ze dat behoefde, had geleerd zij niet de enige waren die dat konden.
Want ik kon het ook,
alleen was ik een stuk meedogenlozer dan hun ooit hadden kunnen dromen.
JE LEEST
Emperor of Death | Dutch
FantasyHet ijzer van mijn dolken weerspiegelde mijn bloederige gelaat. Het zong in mijn bloed. Een lied van dood en leven. Kwetsbaar, maar levensgevaarlijk tegelijk. 'Ben je er klaar voor?' Ik keek op naar de jongen die de muren rondom mijn hart had weten...