'Nee.'
'Nee...'Ik klemde mijn handen om mijn hoofd in een wanhopige poging de ondragelijke pijn te laten verdwijnen. Messen werden in mijn hoofd gestoken, de lucht uit mijn longen getrokken alsof mijn keel vol liep met water. Maar het was geen water. Het was veel zwaarder...dikker en stroperiger. Alsof er een emmer vol gloeiend teer in werd gegoten. Brandend en verwoestend.
'Adem diep in.' Had de legerarts gezegd. 'Adem diep in en reik naar binnen. Alsof je op zoek bent naar iets wat diep verborgen ligt onder lagen huis, vlees en weefsel.' Ik kreeg geen lucht. Kreeg geen lucht zodra ik na een eindeloos lange tijd eindelijk daar dat sprankje had gevonden. Het was bijna uitgedoofd, onzichtbaar in de schaduwen die in mijn binnenste kronkelde. Knipperend en uitdovend alsof het een vlam was die met de laatste zucht van zuurstof probeerde te overleven. Dus ik reikte ernaar. Reikte ernaar met alles wat ik in me had. Worstelend en ploegend door de dikke stroop die me probeerde te stoppen.
Alles om me heen was stil geworden. De achtergrond geluiden waren compleet verdwenen in die duisternis, mijn zintuigen bedwelmd alsof alcohol mijn reactievermogen had aangetast. Ik stelde me voor dat dit was hoe het voelde om dood te gaan. Hopeloos en overwonnen door de verwoestende kracht van de dood. Vechtend tegen een strijd die je al had verloren.
Het was overweldigend. De vloed van warmte en kilte die mijn lichaam overnam. Ik tintelde en brandde tegelijk. Kou en Hitte. Tegenpolen in een strijd van victorie. En ik verdronk erin. Verdronk in de zee die door mijn aderen stroomde, alsof ik verdronk in mijn eigen bloed. Ik dobberde rond, hulpeloos en beroofd van mijn zicht. De schaduwen hadden zich als strengen om me heen gewikkeld, verterend en verstikkend.
'Mijn god...'
'Wat is dat..'
Het gefluister bereikte me. Drong door tot de dikke brei en echode alsof ik in een grot was waar de woorden tegen de wanden kaatsten. Heen en weer. Mijn oogleden trilden. Een golf van kracht denderde door me heen, vulde de leegte met kracht. Het brandde de eenzaamheid, pijn en zwakte weg. Brullend als een oorverdovend, razend vuur. Onverwoestbaar.
Ik.... Ik zweefde en stortte neer. Allemaal tegelijk. Ik tolde in de kracht. Klauwde naar handvaten die me houvast zouden bieden in deze storm. Niks. Mijn handen reikten in het niets. En dus viel ik. Ik viel met een snelheid waarop ik zou neerstorten, mijn botten krakend en splinterend, mijn bloed en organen als spetters op de ondergrond. Niets zou er van overblijven. Niets.
Het wezen was woest. De storm van emoties was zijn woede en moordlust die me liet rondtollen, met me speelde als een roofdier. En ik... Ik was de vos waar het achter aan jaagde. Sluw en snel. Onzichtbaar voor een lange tijd. Onopgemerkt en wegglippend wanneer het heet werd onder zijn pootjes.
Maar niet langer. Het monster had me in zijn vizier. En het zou me niet meer laten gaan. Nee. Niet nu het me in het vizier had. Het zou me achterna jagen totdat het elk deel van mijn gebroken lichaam had veroverd met de kracht die in zijn aderen bonsde.
Boem.... Boem. Boeh-boem-boem-boem..
Een kloppend hart. Hartslag die in mijn oren en keel weerklonk. Ik kon het niet meer onderscheiden als die van het beest. Het bonsde in mijn hoofd, stak en greep naar mijn bewustzijn, scheurend door lagen van gedachten en emoties. De pijn was een als die ik nog nooit had ervaren. Het overtrof de kilte in mijn beenderen, mijn botten die langs elkaar schraapten en de stijfheid in mijn gewrichten wanneer ik te lang had stilgezeten, bevroren op mijn plaats.
De grond kwam dichterbij. Raasde naar me toe met uitgestrekte armen. Verwelkomend met een sluwe grijns, een belofte van duisternis en dood. Maar net..- Net op het moment dat ik de ;laatste flard van mijn leven voorbij zag schieten ving het monster me op. Zijn tollende kracht on=omhulde me in een verwelkomende, liefhebbende omhelzing. Liefkozend en vergevend.
Vergevend voor alles wat ik het had aangedaan.
Hoe ik het had verbannen en verwaarloosd.
Het hield van me.
Hield van elk gebroken deel van me.
Ook al had ik het ontzegd van de liefde en acceptatie die het verdiende. Ontzegd van levensvreugde en had het achtergelaten in de donkere delen van mijn geest.
En toch voelde ik een vleugje van vergiffenis. Emoties als de klanken van een muziekstuk. Treurend en liefdevol. Een lied van gemis.
De zwarten armen van schaduwen schenen door met zilveren glinsters, kleuren van de regenboog en omwikkelde me in een omhelzing, een omhelzing die diep doordrong in elk bevroren bot. Elk verkilde dele van me en vulde het met warmte en licht. Verving de dood met leven. De zwakheid met kracht. Heelde alle wonden, fysiek en mentaal.
Het nam alle pijn van me over. Nam alles weg wat me ooit zoveel pijn had gedaan tot het me gevoelloos had gemaakt. En voor een moment..... Voor een moment herinnerde ik het me hoe het voelde om geliefd te zijn, geaccepteerd te worden door de genen die van je hielden. Niet omdat je perfect was. Maar omdat ze de mankementen, de imperfecties die je had voor hun perfect waren, als de donkere nacht die kwam naar het gouden daglicht. Rustig en stil en soms droevig, maar onmisbaar. Twee kanten van het oneindige.
En ik herinnerde het me.
Herinnerde het me hoe het was om niet opgeslokt te worden door haat en pijn, maar liefde en levensvreugde.
Het was alsof de heftige toon van de bas in het muziekstuk werd vervangen door de warme klanken van een harp.
Ik voelde me vol. Warme tranen liepen voer mijn wangen. Dit keer niet van de verscheurende pijn, maar van vreugde en verdriet. Ik wiep mijn hoofd in mijn nek en zachtjes jammerend liet ik het over me heen komen. Liet de warmte door het ijs branden en me overspoelen door het water dat mijn wonden schoonmaakten en de laatste restjes pijn wegspoelede. Ik was geheeld. Geheeld door het monster dat zich roerde in mijn binnenste. Onze hartslagen liepen synchroon en smolten samen tot een krachtige slag. En toen pas...Toen pas besefte ik dat het monster en ik nooit gescheiden waren geweest. Dat we nooit twee verschillende delen van een munt waren geweest. Nee.
We waren hetzelfde. Ik was het monster, en het monster was mij. Al die tijd.....Al die jaren was ik weggerend en had me verscholen voor mezelf. Had mijn vader me weggehouden van het deel van me dat me leven en kracht schonk. Had me weggehouden omdat hij het monster had veroordeeld voor zijn schaduwen. Hij had het monster veroordeeld zonder het de kans te geven te laten zien dat het liefdevol en meedogend van aard kon zijn. Hoe het me kon beschermen. Hoe het alles was wat ik ooit nodig had gehad.
En toen de kracht tot zijn hoogtepunt kwam en de vulkaan explodeerde.
Toen opende ik mijn ogen.
Glanzend en gloeiend met de kracht die in me was ontketend.
Ik was herboren.
En ik zou nooit meer buigen voor de dood.
🙤 · ┈┈┈┈┈┈ · ꕥ · ┈┈┈┈┈┈ · 🙦
Dit hoofdstuk.
Wauw.
Dit hoofdstuk heelde me en brak me op hetzelfde moment.
In manieren waarvan ik niets eens dacht dat mogelijk waren.
Shit.
🙤 · ┈┈┈┈┈┈ · ꕥ · ┈┈┈┈┈┈ · 🙦
JE LEEST
Emperor of Death | Dutch
FantasyHet ijzer van mijn dolken weerspiegelde mijn bloederige gelaat. Het zong in mijn bloed. Een lied van dood en leven. Kwetsbaar, maar levensgevaarlijk tegelijk. 'Ben je er klaar voor?' Ik keek op naar de jongen die de muren rondom mijn hart had weten...