Hoofdstuk24

16 3 0
                                    

We vonden in een van de straatjes een klein en schattig bakstenen gebouwtje met het stenen beeld van een Pegasus dat voor de deur stond. Er tegenaan was een wit geschilderde, houten plank geplaatst. Verweerd en versleten, met bruine letters die nodig een nieuwe verfbeurt konden gebruiken. Herberg de witte Harp. Er was momenteel niemand buiten te vinden, de straatstenen verlaten. Het was pas laat in de middag, dus het verbaasde me dat er geen ziel te vinden was. Het gaf een beetje een griezelig gevoel om als buitenstaander de enige in die in de wijde omtrek te vinden was. De buitenlamp van het gebouw brandde echter wel, een warme en zachte gele gloed dat over de witte kiezeltjes van het pad scheen. Ook bij de andere huizen die ik zag was er een lamp aan, een schoorsteen die moeizaam rookpluimen pufte, of spullen die voor de deur stonden en aangaven dat het bewoond was. Af en toe meende ik een gordijn vluchtig te zien bewegen, een schim van een persoon die voor het raam verscheen of een oog dat door het kijkgat van de deur gluurde. Ik besteedde er maar niet te veel aandacht aan, in de hoop dat het ze niet zou afschikken.

Roux zat veilig verstopt in de binnenzak van mijn mantel, om te voorkomen dat nieuwsgierige bewoners niet op kwade gedachten zouden komen. Pixies waren nou eenmaal een bijzonder fenomeen, een soort waarvan iedereen dacht dat ze niet meer bestonden, dus ze zouden een hoop geld op brengen op de zwarte markt. Iets waar criminelen niet dubbel over na hoefden te denken, zeker niet in tijden waarin een oorlog in aantocht zou kunnen zijn.

Op hoop van zegen bond ik Elodie vast aan een ijzeren ring die tegen de muur was gemonteerd en maakte mijn weg naar de deur. Er was geen bordje te zien die; open of gesloten aangaf, dus met een welwillende glimlach op mijn gezicht klopte ik op de deur. Ik was al bijna van plan om het op te geven en rond te kijken naar een andere plek om te verblijven, toen ik eindelijk gestommel hoorde en een sleutel die in het slot werd gestoken.

De deur ging open op een kleine kier, tegengehouden door een paar van ijzeren kettingen dat voorkwam dat hij helemaal opensloeg. 'Hallo?' vragend zette ik een stap opzij, zodat de persoon achter de deur kon zien dat er iemand stond. 'Wie is daar?' Nors werd er geantwoord. Een grijsblauw oog gluurde door de kier. Omringd door ene aantal kraaienpootjes. Hij gleed heen en weer totdat hij zich eindelijk op mij focuste. Knipper.

Ik zwaaide schaapachtig en sloeg mijn mantel wat dichter om me heen, mijn adem wolkjes in de lucht vormend. 'Hallo, uh ik ben Dawn.' Ik stelde mezelf voor, een beetje van mijn stuk gebracht door de nukkige toon van de persoon. Ik herpakte mezelf en bleef glimlachen, hopend dat de persoon me gastvrij zou ontvangen. 'Is het misschien mogelijk dat ik hier vannacht zou kunnen overnachten? Ik kan u betalen.' Ik haalde mijn rinkelende buideltje met munten tevoorschijn en liet het zien. Het oog schoot erheen, schijnbaar stomverbaasd door het geluid van de munten.

Binnen een seconde hoorde ik de kettingen worden lasgemaakt en het zachte gepiep van een deur die verder open schoot. Een wat oudere Fae, duidelijk al van een aanzienlijke leeftijd, gezien de rimpels en kraaienpootjes die zich over zijn gelaat verspreidden. De man had zandkleurig, bruin haar die overgingen op grijze pukken die zich hier en daar ontplooiden. Duidelijk niet voorbereid op eventuele gasten keek hij me aan alsof ik zojuist een geschenk uit de hemel was.

'Natuurlijk, natuurlijk. Sorry voor mijn gebrek aan gastvrijheid. Mijn oprechte excuses, ik wijt het aan het gebrek van reizigers hier in de buurt.' Hij verontschuldigde zich met een oprechte glimlach op zijn gezicht, zijn ogen twinkelend bij het vooruitzicht van een gast. Met een welkom gebaar opende hij de deur en gebaarde me naar binnen. 'Kom gauw binnen mijn kind, het is niet verstandig om op dit tijdstip nog buiten rond te hangen.' Even klonk er een duistere toon door zijn woorden, al gauw weer verdwenen en geen spoor meer van te bekennen. Maar al te graag ging ik in op zijn uitnodig, verheugd door de warmte die me onthulde. Er hing een aangename, heerlijk geurende lucht die de aanwezigheid van mals vlees en geroosterde aardappeltjes kenbaar maakte. Mijn lege maag rommelde in blije verwachting, verheugd op de belofte van een gevulde buik.

Ik was net de drempel over gestapt en snel deed de man de deur weer achter me dicht en vergrendelde hem, het leek een automatisme; zo snel en soepel dat hij het uitvoerde. Ik wachtte geduldig af, genietend van de warmte die terug in mijn verkilde lichaam begon te sijpelen. 'Nogmaals mijn excuses mijn kind, ik ben Fallon. Mijn vrouw en ik zijn de eigenaren van deze herberg maar het is lang geleden dat we hier voor het laatst een gast hebben gehad.' Verheugd draaide hij zich om. 'Kom, laat me je spullen aannemen. Ik wilde hem erop wijzen dat ik slechts een halfvolle rugzak bij me had, maar de man leek zo verrukt dat ik het niet over mijn hart kon verkrijgen om hem de taak te ontzeggen.

'Grace! Kon is gauw hier, we hebben een gast,' hij riep onder aan de grote, pontificale trap aan de zijkant van de gang, naar boven. Er klonk een verraste kreet en gestommel ergens op de verdieping boven. De donkere muren waren sfeervol versierd met lampen en gedetailleerde schilderingen. Er was geen stofje te bekennen, zelf niet op het bordeauxrode tapijt dat onder mijn voeten lag. Alle haartjes perfect overeind met geen vuiltje of vlekje erin te bekennen. Een iets molligere, vriendelijk uitziende vrouw kwam bijna de trap af gehuppeld. Haar glimlach was zo warm en breed dat het haar hele gezicht in beslag nam en rode krulletjes dansten om haar gezicht. Ze sloeg haar hand voor haar mond. 'Fallon, ik kan het amper geloven zeg.' Genoegd snelde ze zich vooruit en nam me een liefdevolle omhelzing. Ik kende de vrouw niet maar ze straalde ze veel moederlijke liefde uit dat ik wegzonk in haar lichaamswarmte en bloemige geur.

'Je bent ijskoud, arm kind. Kom we gaan je gauw eens opwarmen.' Ze nam me mijn mantel af, dumpte hem bij haar sprakeloze man en ging me dartelend voor naar de leefruimte. De openhaard die het hart van de ruimte vormde knisperde en gaf het een gemoedelijke sfeer. Drie grote, heerlijk uitziende bruine banken waren eromheen opgesteld. Kussens met vrolijke printjes fleurde de donkere kleur op en een aantal wollen witten dekens waren netjes opgestapeld aan de zijkant.

Grace gebaarde me plaats te nemen op het zitvlak en drentelde heen en weer in de keuken. Kwebbelend was ze bezig met het zetten van een mok kruidenthee. 'Het is maar goed dat we je snel naar binnen hebben gehaald voor de avondval, wie weet wat er dan was gebeurd.' Kennelijk verwachtte ze dat ik wist waar ze het over had. 'Waar heeft u het over? Ik kom hier niet vandaan dus ik ben eigenlijk niet bekend met deze omgeving.' Beleefd onderbrak ik haar, niet langer in staat mijn nieuwsgierigheid te bedwingen.

Ze keek op van haar bezigheden, haar warme okerkleurige ogen verrast. 'Oh neem me niet kwalijk, daar had ik helemaal niet bij stilgestaan. Maar noem me alsjeblieft Grace...' Er viel een stilte waarin ze zich probeerde te herinneren of ik mijn naam al had genoemd. 'Dawn. Mijn naam is Dawn.' Ik vulde het gat behulpzaam in voor de oudere Fae.

Ze knikte. 'Dawn. Zie je, sinds de bloedoorlog is het hier 's nachts niet veilig om op straat te zijn.' Rillend haalde ze de piepende fluitketel van het vuur en schonk het in de grote blauwe mok. 'Er lopen hier duistere wezens rond, jagend naar hun prooi. Niemand weet waar ze vandaan komen of zelfs maar hoe ze zijn ontstaan. Er zijn al vele slachtoffers gevallen van onschuldige Fae die ten prooi zijn gevallen aan hun klauwen.'

Ze vouwde mijn handen om de warme mok en nam naast me plaats, haar handen in haar schoot samengevouwen. De kruidige damp kringelde omhoog en bracht een rode blos op mijn wangen, waar het in contact kwam met de koude huid.

Ze schraapte haar keel in een poging de zware stemming wat te luchten. 'Niets waar jij ze zorgen over hoeft te maken.' Ze legde haar hand op mijn arm en gaf er een klein kneepje in. 'Als Fallon er zo aankomt, nadat hij je merrie op stal heeft gezet kunnen we gaan eten.'

🙤 · ┈┈┈┈┈┈ · ꕥ · ┈┈┈┈┈┈ · 🙦

Hellow,

It is me again.

Your stalker;)

Anyways I hope u enjoy

Love,

My crazy ass

🙤 · ┈┈┈┈┈┈ · ꕥ · ┈┈┈┈┈┈ · 🙦

Emperor of Death | DutchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu